AMK-terreinen/De Woerd

DOI

In opdracht van de gemeente Katwijk heeft IDDS Archeologie in oktober 2018 en januari 2019 een inventariserend veldonderzoek (IVO), karterende fase, uitgevoerd voor het gebied De Woerd (Achterweg 27 t/m 46 en Zonneveldslaan 14 t/m 19) in Valkenburg, gemeente Katwijk.Dit onderzoek is in twee afzonderlijke fases uitgevoerd, waarbij gelijktijdig met de boringen in de tweede fase ook een proefsleuvenonderzoek is uitgevoerd. Dat proefsleuvenonderzoek wordt afzonderlijk gerapporteerd. De resultaten van beide fases van boringen worden gezamenlijk gerapporteerd in dit rapport.Hoofddoel van het onderzoek is het begrenzen van de vicus en het waarderen van terreindelen die binnen de vicus liggen, maar nog niet beschermd zijn. Dit in het kader van het nominatiedossier voor de Werelderfgoedlijst. Verder heeft het inventariserend veldonderzoek tot doel door middel van het plaatsen van boringen nader inzicht te verschaffen in de aanwezige archeologische waarden in het plangebied. Deze worden verwacht op grond van de uitkomsten van eerder uitgevoerd onderzoek en die verwachting dient te worden getoetst. Daarbij dient voldoende inzicht te worden gegeven in de inhoudelijke en fysieke kwaliteit van de aanwezige sporen en vondsten op de betreffende locatie (aard, ouderdom, omvang, gaafheid, conservering) teneinde de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden.Op basis van de uitkomsten van het booronderzoek kan er in overleg met het bevoegd gezag voor worden gekozen op sommige plekken geen nader proefsleuvenonderzoek uit te voeren.Behalve bovengenoemde, meer algemene doelen van inventariserend veldonderzoek, is het voor onderhavig onderzoek van groot belang dat gericht gegevens worden verzameld op basis waarvan beoordeling van de huidige status van de verschillende terreinen kan plaatsvinden in het kader van het nominatiedossier voor de Werelderfgoedlijst van UNESCO. Hiertoe is het van belang de fysieke kwaliteit van het rijksmonument te onderzoeken. In combinatie met dit onderzoek zal op verzoek van de RCE direct een nulmeting worden uitgevoerd voor het rijksmonument en omliggende potentieel waardevolle terreinen.Op basis van het booronderzoek lijkt het dat de Romeinse vicus zich beperkt tot het zandige deel van de oeverwal. Hiervan is in 1972 al een groot deel opgegraven en ook de opgraving door ADC (direct ten noorden van het plangebied) ligt in deze zone. Verder is een groot deel van deze zandige oeverwal nu bebouwd met kassen en ligt in het noorden door dit terrein een brede, diepe verstoring van een waterleiding en in het zuiden een verstoring van een aantal kabels en leidingen langs en onder de Zonneveldslaan. De opgraving uit 1972 blijkt een andere omvang en positie te hebben dan volgens het bureauonderzoek werd verwacht, maar uit de boringen blijkt dat er mogelijk nog diepere sporen aanwezig zijn onder het opgravingsvlak. De aangetroffen indicatoren en mogelijke sporen tijdens het booronderzoek kunnen niet gebruikt worden voor de waardering van de archeologische resten omdat het alleen gaat om niet dateerbare resten of om hele kleine stukjes. Ten slotte lijkt de indeling en omvang van de archeologische terreinen in het plangebied niet overeen te komen met de resultaten van het booronderzoek. Op basis van het booronderzoek zou een hogere waarde moeten worden gegeven aan het zandige deel van de oeverwal en een lagere waarde aan de rest van de oeverwal. De begrenzing van de oeverwal is echter in het booronderzoek niet aangetroffen (zowel de zandige als de kleiige afzettingen zijn onderdeel van de oeverwal). Zowel niet de grenzen aan de noord- en zuidzijde omdat de oeverwal natuurlijk de hele rivierloop volgt, maar ook niet de grens tussen de rivier en de oeverwal en de grens tussen de oeverwal en het komgebied. De boringen kunnen dus niet gebruikt worden om de archeologische terreinen te begrenzen.Tijdens het onderzoek is geconstateerd dat de oeverwal in het plangebied bestaat uit een zandig gedeelte in het oosten en een kleiig gedeelte in het westen. Uit de bij het booronderzoek gevonden indicatoren blijkt dat de archeologische sporen uit de Romeinse tijd vooral zullen voorkomen op het zandige deel van de oeverwal. Op dit zandige deel van de oeverwal zijn slechts weinig plaatsen waar op dit moment een proefsleuvenonderzoek kan worden uitgevoerd; het meeste is al opgegraven of bebouwd met kassen. Deze zone onderzoeken lijkt ook niet echt noodzakelijk omdat het al duidelijk is dat er archeologische resten voorkomen.Na de eerste fase van het booronderzoek is een voorstel gedaan voor het aanleggen van verschillende sleuven ter controle van de omvang van de archeologische vindplaats. Tijdens fase 2 van het booronderzoek is dit proefsleuvenonderzoek uitgevoerd.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-x9c-wugp
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/dans-x9c-wugp
Provenance
Creator A.M.H.C. Koekkelkoren
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor R.C.B. Steenbak
Publication Year 2020
Rights DANS Licence; info:eu-repo/semantics/restrictedAccess; https://doi.org/10.17026/fp39-0x58
OpenAccess false
Contact R.C.B. Steenbak (Provincie Noord-Brabant)
Representation
Resource Type Dataset
Format application/vnd.ms-excel; text/xml; application/pdf; application/octet-stream; application/dbf; application/prj; application/shp; application/shx
Size 88616; 88298; 5247288; 12698402; 5; 28166; 433; 705; 3572; 1092; 2073; 1472; 492; 266; 1348; 164; 1683; 1192; 412; 4312; 1500; 500; 8833; 24096; 77; 220; 108; 364; 154; 1876; 9928704; 4192; 733; 9196; 460; 891; 2200; 700; 110; 12584; 132; 88288; 396; 348; 684; 628; 148; 78; 4475; 99; 1580; 124; 2140; 1086; 612; 34186; 4328; 1308; 76; 7204
Version 1.0
Discipline Humanities