De Steekproef bv heeft een inventariserend archeologisch veldonderzoek, verkennende en karterende fase, uitgevoerd op terrein Hoogstraat naast nummer 28 te Wijk bij Duurstede. De aanleiding voor het onderzoek is de geplande bouw van een woonhuis dat tot ongeveer drie meter beneden het maaiveld zal worden onderkelderd. Volgens het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel geldt voor het plangebied een hoge verwachting voor archeologische resten daterend vanaf de bronstijd. In het bijzonder geldt in het plangebied een zeer hoge verwachting voor resten die samenhangen met de voormalige handelszone van het middeleeuwse Dorestad. De resultaten van in de nabijheid van het plangebied verrichte onderzoeken maakt het waarschijnlijk dat de bovengrond in het plangebied uit een donkere laag zal bestaan van een meter of meer in dikte. Deze laag bestaat uit nederzettingsafval dat mogelijk doorgraven is ten gevolge van beendergraverij. Onder deze laag kunnen bewoningssporen worden verwacht zoals resten van gebouwen. Om deze verwachting te toetsen zijn in het plangebied zeven boringen gezet. In elk van de geplaatste boringen bevond zich een dik vondstenrijk pakket, humusrijk, kleiig zand. De top van dit pakket ligt veelal al op dertig centimeter beneden het huidige maaiveld. Dit pakket loopt door tot 1,2 tot twee meter beneden het maaiveld. Dit pakket vertoont sterke overeenkomsten met de donkere bovengrond die tijdens onderzoek van in de nabijheid van het plangebied gelegen terreinen is gevonden. Hieronder is fosfaatrijk zand aanwezig dat een verrommelde oever-afzetting lijkt te vormen en waarin eveneens archeologische resten aanwezig zijn waaronder een laag gebakken klei die op bewoningsresten duidt.Uit de resultaten van het booronderzoek moet derhalve geconcludeerd worden dat het plangebied vrijwel zeker binnen de handelszone van het voormalige Dorestad ligt en niet in de voormalige rivierbedding. In de ondergrond van het plangebied zullen talrijke behoudenswaardige resten hiervan goed bewaard gebleven zijn. De aanwezigheid van onverbrand bot in de vondstrijke bovengrond geeft immers aan dat de conserveringsomstandigheden hierin (zeer) goed zijn.De aangetroffen verschijnselen zijn vooralsnog echter onvoldoende om op basis hiervan een vindplaatsbeoordeling uit te voeren aan de hand van de waarderingstabel uit de KNA 3.3 (VS06). Hiertoe is een proefseuvenonderzoek nodig of, gezien de beperkte oppervlakte van het te ontgraven gebied, direct een Definitief Onderzoek (DO). Dergelijk onderzoek is noodzakelijk op alle delen van het plangebied waarop bodemingrepen zullen plaatsvinden die dieper reiken dan dertig centimeter beneden het huidige maaiveld.
