In opdracht van de gemeente Tiel heeft RAAP in april en mei 2024 een archeologisch vooronderzoek in
de vorm van een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek)
uitgevoerd voor het plangebied Plan Lingehoven te Tiel in de gemeente Tiel. Het onderzoek vond
plaats in het kader van beoogde (her)ontwikkeling van het gebied met nieuw omgevingsplan.
Op basis van de tijdens het bureauonderzoek verzamelde gegevens is een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld. Deze geeft inzicht in de aard en de ouderdom (inclusief omvang en
uiterlijke kenmerken), (diepte)ligging, en gaafheid van eventueel aanwezige archeologische resten. In
het plangebied worden geen vindplaatsen van jager-verzamelaars verwacht. Het plangebied ligt ter
hoogte van de stroomgordel van de Linge. Deze rivier heeft zich vanaf de late ijzertijd tot in het niveau
uit de steentijd ingesneden. Het plangebied kenmerkt zich door de ligging op de overgang van de
meandergordel van de Linge (ca. 190 v. Chr. tot 1304 na Chr.) naar de restgeul. Gedurende de actieve
fase van deze meandergordel waren de oevers vanaf de late ijzertijd geschikt voor activiteit. Nadat de
rivier vanaf de laat-Romeinse tijd zich had verlegd (ca. 325 na Chr.) veranderde de functie van de
Linge en raakte de zijtak geleidelijk buitenwerking. Met de afdamming bij Voorstad tussen 1259 en
1304 én de bedijking verloor de Linge haar watervoerende functie. Zodoende is de stroomgordel in het
plangebied geleidelijk afgedekt door jongere afzettingen. Het zandige lichaam van de stroomgordel is
minder gevoelig voor klink dan komafzettingen, waardoor de meandergordel van de Linge als een rug
in het landschap kwam te liggen. De lagere restgeul is gevoeliger voor klink, waardoor deze lager dan
de nabijgelegen rug van de Linge kwam te liggen.
Voor het plangebied geldt zodoende een middelmatig tot lage archeologische verwachting voor
archeologische resten uit de periode vanaf de late ijzertijd tot en met de late middeleeuwen. Resten
van nederzettingen beslaan doorgaans enkele honderden tot duizenden vierkante meters en worden
gekenmerkt door de aanwezigheid van afval, zoals aardewerk, bot of metaal. Op basis van historisch
kaartmateriaal geldt voor de nieuwe tijd een verwachting voor agrarisch landgebruik, zoals greppels,
ploegsporen en sloten maar tevens voor resten van industriële aard (wasserij, fabrieken e.d.).
Het booronderzoek heeft de ligging van het plangebied op afzettingen van de stroomgordel van de
Linge bevestigd. Hierbij betreft het noord(oost)elijke deel van het plangebied een ouder deel van de
kronkelwaard en het overige deel tot in de twintigste eeuw een nat en laaggelegen gebied betrof
waarbij een tot 40 m brede ondiepe restgeul is aangetroffen die in het noordwesten uit twee smalle re
restgeulen lijkt te bestaan. Het geheel is afgedekt met afzettingen die vermoedelijk kunnen worden
geïnterpreteerd als sedimentplug en het terrein is in de loop van de twintigste eeuw flink opgehoogd. In
de late 19e en 20e eeuw hebben er diverse panden gestaan, waarvan een deel later weer gesloopt is.
Vanuit archeologisch oogpunt kunnen de locaties van de geschutsstellingen als potentieel
archeologisch interessant worden genoemd. De grootste archeologische potentie hebben echter de
watergerelateerde resten, met name middeleeuwse scheepswrakken die dateren van voor de
afdamming van de Linge (1259/1304). Deze kunnen worden verwacht in het beddingzand en/of
bovenliggende (rest)geulafzettingen in het gehele plangebied.
Ten aanzien van vervolgonderzoek zijn diverse aanbevelingen gedaan zoals boringen om de huidige
boorraaien af te ronden, proefsleuvenonderzoek ter hoogte van de geschutsstellingen uit de Tweede Wereldoorlog en archeologische begeleiding van diepere bodemingrepen. Tevens zijn suggesties
gedaan om de thema’s archeologie en geschiedenis van het gebied, de Linge en Tiel zichtbaar te
maken in het ontwerp.