In opdracht van de gemeente Nissewaard heeft het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam (BOOR) een bureauonderzoek uitgevoerd in het plangebied ‘De Haven’ in de gemeente Nissewaard. Het plangebied is onderdeel van het project De Elementen in Spijkenisse. Het onderzoek is verricht in verband met de voorgenomen herinrichting van het plangebied. In het kader hiervan zullen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd; indien archeologische waarden aanwezig zijn, kunnen deze hierbij worden aangetast of vernietigd. Voorliggend bureauonderzoek dient inzicht te verschaffen welke archeologische waarden op deze locatie kunnen worden verwacht. Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek kunnen vervolgens aanbevelingen worden gedaan ten aanzien van de nog benodigde archeologische inspanningen in het plangebied. Geologie De diepere delen van de ondergrond van het plangebied bestaan uit klastische sedimenten die tot de Formatie van Kreftenheye worden gerekend. De top van deze formatie ligt in de omgeving van het plangebied op ongeveer 18,5 m - NAP. De formatie bestaat uit geulafzettingen (grindhoudend grof zand tot matig fijn zand) die plaatselijk worden afgedekt door - ‘leem’ - een laag komafzettingen (klei en zandige klei) die tot de Laag van Wijchen wordt gerekend. Op de Formatie van Kreftenheye rust een dik pakket klastische sedimenten, behorend tot de Afzettingen van Calais (thans Laagpakket van Wormer). De Afzettingen van Calais zijn overwegend zandig; alleen de top bestaat uit dekafzettingen (klei, zandige klei en zand). Op bijkaart 4 van de Geologische Kaart van Nederland - Rotterdam West (37 W) (Van Staalduinen 1979) ‘Bovenkant zandige Afzettingen van Calais (het Hellevoeterzand niet meegerekend)’ is te zien dat in de zone net ten westen van het plangebied de top van de zandige Afzettingen van Calais een vrij lage ligging heeft, namelijk tot 5 tot 6 m - NAP. Tot op heden zijn er geen aanwijzingen dat er in het plangebied rekening moet worden gehouden met een plaatselijk hoge ligging van de Afzettingen van Calais en dus met de mogelijke aanwezigheid van geulafzettingen behorend tot die lithostratigrafische eenheid. In het zuiden van Putten zijn bij Hekelingen en Simonshaven op oeversedimenten langs geulafzettingen archeologische resten uit het Laat Neolithicum en de Vroege Bronstijd getraceerd. Op de Afzettingen van Calais rust een pakket veen (Hollandveen, Hollandveen Laagpakket). Plaatselijk komt binnen het veen een laag klastisch materiaal voor die mogelijk tot de Afzettingen van Duinkerke 0 (thans Laagpakket van Walcheren) kan worden gerekend. Het Hollandveen wordt afgedekt door een pakket klastische sedimenten, behorend tot de Afzettingen van Duinkerke I (thans Laagpakket van Walcheren). Binnen de Afzettingen van Duinkerke I kunnen dek- en geul-/oeversedimenten worden onderscheiden. Op Putten is een omvangrijk Duinkerke I-geulsysteem aanwezig. Aan dit systeem zijn archeologische waarden uit de Midden-IJzertijd, Late IJzertijd, Romeinse tijd en Vroege en Late Middeleeuwen gerelateerd. Ongeveer ter hoogte van de - met het graven van het Hartelkanaal verdwenen - noordelijke arealen van de polder Nieuw Markenburg mondde dit systeem eertijds in de Maas uit. Ter plaatse van de geul- en oeverafzettingen is de veenondergrond aangetast door erosie. De top van de natuurlijke sequentie bestaat uit een overstromingsdek dat in de Late e Middeleeuwen - waarschijnlijk in de 12 eeuw - is gevormd (Afzettingen van Duinkerke III, thans Laagpakket van Walcheren) naar boven toe overgaand in klastisch materiaal dat na vorming van de Polder Spijkenisse rond 1200 in de buitendijkse gebieden langs de Oude Maas werd afgezet. Tussen de Afzettingen van Duinkerke I en Afzettingen van Duinkerke III komt lokaal een laag veen voor die na de Romeinse tijd is gevormd (post-Romeins veen). Met de vorming van de polders Oud Hongerland in 1498 en Nieuw Hongerland in 1618 en 1619 kwam een eind aan de natuurlijke sedimentatie in het plangebied. Het oorspronkelijke maaiveld van de polders is (naar wordt aangenomen in de jaren zestig) ongeveer drie meter opgehoogd met slib afkomstig uit de haven van Rotterdam. Bekende archeologische waarden in en in de omgeving van het plangebied In het plangebied zijn geen archeologische waarden bekend. Er is niet eerder archeologisch onderzoek verricht. In de nabijheid van het plangebied is binnen de historische kern van Spijkenisse een aantal vindplaatsen bekend. Het betreft vindplaatsen uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd. In Hoogvliet bevindt zich ter hoogte van het plangebied in de Oude Maas een vindplaats uit de Nieuwe tijd. Gespecificeerde archeologische verwachting Op grond van de verworven informatie over de historische situatie, de bodemopbouw ter plaatse en de bekende archeologische waarden in de nabijheid van het plangebied kan de gespecificeerde archeologische verwachting voor de bovenste 6 meter van de bodem in plangebied ‘De Haven’ worden aangegeven. Van het bodemtraject dieper dan 6 meter beneden het maaiveld is geen of slechts in zeer beperkte mate informatie beschikbaar. Om deze reden kan hiervoor geen archeologische verwachting worden opgesteld. Benadrukt wordt dat bij de mogelijke inrichting van het plangebied de bodemverstorende activiteiten - hierbij moet vooral worden gedacht aan het slaan van heipalen - wel tot dit bodemtraject reiken en eventueel aanwezige archeologische waarden kunnen aantasten. Benadrukt wordt de bijzondere - zeer nabije - ligging van het plangebied ten opzichte van de haven van de middeleeuwse nederzetting Spijkenisse, waardoor de veronderstelling dat de kans dat er juist hier aan scheepvaart gerelateerde sporen aanwezig kunnen zijn, gerechtvaardigd lijkt. - Voor de dijken (aan weerszijden van de haven en de Oud Hongerlandsedijk) geldt een grote kans op de aanwezigheid van archeologische sporen uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd op en in de nabijheid van het dijklichaam. Het gaat met name om sluisjes die het water uit de verschillende polders in de haven loosden. - Voor het westelijke deel van het plangebied (ten westen van de Oud Hongerlandsedijk) geldt een middelgrote kans op de aanwezigheid van archeologische sporen uit de Late Middeleeuwen A en B in het bodemtraject top Hollandveen Laagpakket - basis opgebrachte laag havenslib. Het gaat om nederzettingsterreinen en om sporen van inrichting en agrarische gebruik van het gebied. Daarnaast kunnen scheepswrakken aanwezig zijn. De nederzettingsterreinen uit de Late Middeleeuwen A kenmerken zich door het voorkomen van een veelal donker gekleurde, humeuze, vondstrijke ‘vuile’ laag. In het niveau kunnen aardewerk, verbrand en onverbrand bot, natuursteen, glas, metaal, bewerkt hout, as, houtskool, fosfaat en mest en dergelijke voorkomen. In en onder zo’n vondstlaag kunnen zich resten van constructiehout bevinden. Het vondstmateriaal van nederzettingsterreinen uit de Late Middeleeuwen B (en eventueel Nieuwe tijd) is grotendeels vergelijkbaar met dat van de er aan voorafgaande periode, maar komt in grotere dichtheden voor. Aan het vondstenlijstje kunnen bouwmaterialen als baksteen worden toegevoegd. - Voor het oostelijke deel van het plangebied (ten oosten van de Oud Hongerlandsedijk) geldt een kleine kans op de aanwezigheid van archeologische sporen in de top van de Afzettingen van Duinkerke III. Het gaat met name om scheepswrakken uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd. - Voor de haven geldt een kleine kans op de aanwezigheid van archeologische sporen. Het gaat met name om scheepswrakken uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Conclusies De ontwikkeling van plangebied ‘De Haven’ gaat gepaard met grondroerende activiteiten: sloop van de huidige bebouwing, de aanleg van twee havenkommen en de bouw van woningen, bedrijven en horeca met de bijbehorende (ondergrondse) infrastructuur. Over de wijze van slopen en eventuele saneringswerkzaamheden is nog niets bekend. De verstoringsdieptes zijn nog niet voorhanden. Voor het gehele plangebied geldt een redelijk hoge archeologische verwachting voor vindplaatsen uit Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Eventueel aanwezige archeologische vindplaatsen uit die perioden bevinden zich waarschijnlijk tussen 3 en 6 m - mv. De verwachte archeologische waarden liggen binnen de verwachte verstoringsdiepte. Dit houdt in dat bij de beoogde inrichting eventueel aanwezige archeologische waarden in het plangebied kunnen worden aangetast of vernietigd. Op grond van gemeentelijk beleid dient derhalve een inventariserend veldonderzoek te worden uitgevoerd. Aanbevelingen Op grond van bovenstaande conclusies adviseert het BOOR, als vervolg op het bureauonderzoek, in het gehele plangebied een verkennend inventariserend veldonderzoek uit te voeren. Het BOOR stelt voor dit onderzoek te verrichten door het handmatig zetten van grondboringen. Het primaire doel van het verkennend onderzoek is de mate van gaafheid van de bodem in het plangebied vast te stellen. Daarnaast wordt inzicht verkregen in morfologische eenheden van de begraven oude landschappen - voor zover deze van invloed kunnen zijn op de locatiekeuze in het verleden - waardoor kansarme zones zijn uit te sluiten en kansrijke zones kunnen worden geselecteerd voor een eventuele karterende fase van het inventariserend veldonderzoek. De resultaten van het verkennend en karterend inventariserend veldonderzoek zijn bepalend voor het al dan niet uitvoeren van de waarderende fasen van het inventariserend veldonderzoek en de wijze waarop dit dient te worden verricht.