Uit het archeologische bureauonderzoek is gebleken dat voor het plangebied een middelhoge archeologische
verwachting geldt op het aantreffen van archeologische resten uit de periode laat-middeleeuwen tot en met de
nieuwe tijd. Geadviseerd is een verkennend booronderzoek uit te voeren voor de delen van het plangebied waar
bodemroerende werkzaamheden zijn voorzien. Dit betreffen met name de werkzaamheden ten behoeve van de
teensloten. De delen van het tracé waar mogelijke archeologische resten bedreigd worden zijn met een verkennend
booronderzoek onderzocht.
Uit de verkennende boringen blijkt dat de diepere ondergrond bestaat uit wadafzettingen behorende tot het Formatie
van Naaldwijk, laagpakket van Wormer. De top van deze afzettingen ligt tussen 2,9 – 3,45 m -mv (4,56 – 4,71 m -NAP).
Daarop ligt een circa 4,0 m dik pakket mineraalarm tot kleiige veen al dan niet met kleilagen, behorend tot de
Formatie van Nieuwkoop, het Hollandveenlaagpakket. De top van het veen bestaat uit amorf veen, vaak met
zandbijmenging, welke de basis vormt van de ophogingslagen van de dijk of een akkerlaag vertegenwoordigt van vóór
de dijkaanleg. In een klein aantal boringen bestaan de natuurlijke afzettingen uit oeverafzettingen, waarvan de top is
verstoord. Er is geen sprake van vegetatieniveaus of een ontkalkte top. In de boringen 65 en 66 is onder de verstoorde
bovengrond sprake van geulafzettingen, mogelijk van de Amstel zelf. In dat geval betreft het een deel binnen gedijkte
geul.
In de natuurlijke afzettingen zijn geen kansrijke niveaus voor archeologische resten aangetroffen. De dijk is
opgeworpen op het veenpakket en mogelijk op een akkerlaag. Op het veen zijn opgebrachte, soms puinhoudende,
pakketten aanwezig die samenhangen met deze dijk. Een aantal boringen is gestuit op ondoordringbaar puin, wat
mede op basis van de bebouwing aangegeven op de Kadastrale Minuutkaart kan wijzen op resten van historische
bebouwing in de ondergrond. Deze verwachting geldt voor de locaties van de boringen 14, 34, 41 en 42 en de directe
omgeving van de boringen 11,
13, 16, 23 en 51. Deze resten worden vanaf 0,5 m-mv verwacht.
Op basis van de huidige plannen worden ter hoogte van de boringen 11 en 16 mogelijk archeologische resten
bedreigd. Voor een zone van 25 m aan weerszijde van deze boringen wordt een proefsleuvenonderzoek geadviseerd.
Een dergelijk proefsleuvenonderzoek kan voorafgaande aan de werkzaamheden worden uitgevoerd of in de vorm van
een archeologische begeleiding.
Indien door planaanpassing bodemingrepen dieper dan 0,5 m -mv gaan plaatsvinden rondom de boringen 13, 14, 23,
41, 42 & 51 dan wordt ter plaatse eveneens een proefsleuvenonderzoek geadviseerd in een zone van 25 m aan
weerszijde van betreffende boring.
Hoewel getracht is een zo gefundeerd mogelijk advies te geven op grond van de gebruikte onderzoeksmethoden, kan
de aanwezigheid van archeologische sporen of resten nooit volledig worden uitgesloten in de gebieden waarvoor
geen vervolgonderzoek wordt aanbevolen. BAAC wil er daarom op wijzen dat men bij bodemverstorende activiteiten
alert dient te zijn op de aanwezigheid van archeologische waarden (zoals vondstmateriaal en grondsporen). Bij het
aantreffen van deze waarden dient men hiervan melding te maken bij de minister (in de praktijk de RCE) conform
afdeling 19.2 van de Omgevingswet 2024.