Javanen in Diaspora, interview met Parinem Soeroto (Carmen) Kertamedjo

DOI

Paidin Soeroto en Kartini Sarijem Soetoredjo zijn mijn ouders. Zij hebben 14 kinderen met elkaar gehad. Zeven zijn in leven gebleven. Ik was het vijfde kind. Ik werd op 8 januari 1953 op Lelydorp geboren. Toen ik 7 maanden oud was, verhuisden mijn ouders naar Okrodam (Weg naar Zee). Volgens hen was er iets niet in orde was met de grond waarop wij woonden. Ze zagen voortdurend Indianen dansen en slangen rondlopen.Ik heb een goede jeugd gehad in Okrodam, ik had er de ruimte. Ik was een buitenkind: ik klom in bomen, schoot op vogels. Ons huis was oud, gemaakt van pina bladeren (een palmsoort waar dak- en wandbekleding mee wordt gemaakt). Toen ik zeven jaar oud was, bouwde mijn vader een huis.Toen ik klein was, ging ik naar school aan de Derde Rijweg. Ik liep er op blote voeten naar toe. Ik hield van school, maar mijn ouders konden mijn verdere opleiding niet betalen. Mijn broers school werd wel bekostigd, maar toch is hij niet verder gekomen. Ik heb de lagere school gehaald en hield er op mijn dertiende mee op. Daarna liet mijn moeder alles over aan mijn zusje en mij.Mijn moeder was altijd aan het werk in de kebon (kostgrondje). Ik deed van alles: ik kookte, hakte hout, sneed gras, zorgde voor de koeien, zocht naar groenten voor de verkoop, zoals kangkung (waterplant die als groente wordt gebruikt, in het Surinaams dagoeblad genoemd). Ik verkocht voor mijn ouders onze producten op de fiets, zoals peper, Iwak Pé (gerookte rog) en dagoeblad (Surinaamse bladgroente). Voor al dat werk kregen mijn broer en ik als eerste van de kinderen een bed, terwijl mijn vader nog op de vloer sliep. Eigenlijk vond ik dat niet eerlijk omdat mijn broer alleen maar speelde.Mijn vader was Ketua (dorpsleider) in Okrodam. Bij ons thuis vonden veel bijeenkomsten met kenduren (rituele maaltijd, die gezegend en verdeeld wordt onder de aanwezigen) plaats en daarom moest er altijd pacitan (versnaperingen) worden gemaakt. Ik was degene die apem (kleine pannenkoek gemaakt van gefermenteerde rijst en rijstmeel) en saté maakte.Mijn vader was ook een tukang pienter (iemand met bijzonder gaven, in dit geval kenner van de Javaanse mystiek). Mensen kwamen naar hem toe voor advies en voor nggolek dina: het kiezen van een geschikte datum voor belangrijke gebeurtenissen. Als er politieke bijeenkomsten waren van Pak Soemita (de leider van de Javaanse politieke partij KTPI), dan ging hij daar heen. Mijn moeder coördineerde de keuken tijdens al die bijeenkomsten en ik hielp haar. Maar het was niet zo dat mijn moeder mij alles leerde. Zij liet alles aan mij over, ik moest alles zelf ontdekken en ondervinden. Mijn vader was degene die mij tips gaf, zoals: ‘als je de volgende keer jangan bening (groentegerecht, vergelijkbaar met sayur asem), dan moet je iets meer suiker zetten’.Op mijn vijftiende werd ik gevraagd om bij het restaurant Majong Soda Fountain in de stad te werken. Het werd goed betaald, 15 gulden per week, dus heb ik het aangenomen. Omdat ik ’s avonds niet meer naar huis kon, woonde ik in bij mijn broer aan de Kwattaweg. In deze periode leerde ik ook mijn man kennen. Ik heb twee jaar bij Soda Fountain gewerkt en daarna voor een Chinees restaurant. Zij wilden mij graag hebben.In Nederland zijn we met catering begonnen nadat we mee hadden gedaan aan een braderie. Wij hadden loempia’s, nasi, bami en warme broodjes verkocht bij een braderie en dat beviel ons. Vanaf 1976 verzorgden we ook de keuken bij stichting Rukun Budi Utama (RBU) in Den Haag, en bij andere organisaties zoals Eekta Bawan.In 1996 zijn wij met Warung Rukun gestart. Wij durfden in eerste instantie geen warung te beginnen, we waren bang voor de risico’s. In het begin hadden we inderdaad problemen met de formaliteiten. Wij moesten de papieren hebben om een eethuis te beginnen. Het Bedrijfschap Horeca, de SER en de Kamer van Koophandel vroegen om allerlei bewijzen. Ondanks all papieren en verklaringen hebben we twee jaar moeten wachten voordat we open gingen. Maar inmiddels hebben onze twee zoons een opleiding gevolgd die hun de bevoegdheid geeft en zo is het uiteindelijk gelukt.Wij runnen de warung naast ons eigen werk. Ik ben werkzaam bij de KPN. Ik run de kantine en de catering, soms voor meer dan honderd personen. De KPN wilde mij geen ontslag geven. ‘Al werk je voor twee uur per dag, je moet blijven’, zeiden ze. ‘Stel je voor dat het niet goed gaat met je warung, dan heb je iets om op terug te vallen’. Nu werk ik nog steeds vijf uur per dag: van negen uur tot half drie ‘s middags. Daarna ga ik naar de warung. Het is niet zwaar. Zodra ik rust, word ik ziek. De warung is onze hobby. Wij beschouwen het als een extraatje. Wij hebben daardoor veel kunnen reizen.Ik maak me zorgen om de toekomst van de Javaanse warungs in Den Haag. Er zijn geen jongeren die een warung beginnen, alleen Karel Sadi is net begonnen. Van de eerste generatie warungs in Den Haag zijn alleen warung Rukun, warung Djojo en warung Mini over. Wij zijn van plan om volgend jaar te stoppen, maar de kinderen zijn helemaal niet geïnteresseerd om het over te nemen. Ik vind dat jammer.

Date Submitted: 2011-04-11

Tot aan 1939 werden circa 33.000 Javanen naar Suriname overgebracht. Na hun contractperiode vestigde de meerderheid zich in Suriname. Slechts een minderheid keerde terug naar Indonesië. De meest beschreven terugkeer is de georganiseerde repatriëring in 1954 van circa 1000 personen naar Indonesië. Deze bestond uit Javaanse ex-contractarbeiders en hun in Suriname geboren (klein)kinderen. Tegen beter weten in kwamen zij niet terecht op Java, maar in Tongar, een plaatsje in West-Sumatra. Daar bleven de meesten niet lang. Hun zoektocht naar een beter leven bracht hen naar andere plaatsen in Indonesië: Pekanbaru, Padang, Medan, Jambi, Jakarta, maar ook opnieuw naar Suriname.Veel minder bekend is de groepsmigratie in 1953 van enkele tientallen Javanen naar het buurland Frans Guyana. Vermoedelijk zijn tot aan het eind van de jaren 60 nog meer personen in groepsverband naar Frans Guyana vertrokken. Tijdens de Surinaamse binnenlandse oorlog weken ook Javanen, vooral vanuit Moengo en Albina, naar Frans Guyana uit. Volgens de Franse bevolkingsgegevens van 2005 wonen momenteel zo’n 1900 Javanen in Frans Guyana.De meest recente omvangrijke landverhuizing van Javaanse Surinamers vond plaats vóór de onafhankelijkheid van Suriname in 1975, dit keer uit Suriname naar Nederland. In de ban van politieke leiders die van mening waren dat de onafhankelijkheid niet goed zou uitpakken voor de positie van de Javanen, vertrokken circa 22.000 Javanen naar Nederland. Onder hen bevonden zich ook degenen die het eerder hadden geprobeerd in Indonesië en in Frans Guyana.Deze meervoudige migratie van de Surinaamse Javanen, is het onderwerp van het levensverhalen project Javaanse Migratie en Erfgoedvorming in Suriname, Indonesië en Nederland. Om van de meervoudige migratiebewegingen en de persoonlijke ervaringen van de Javaanse migranten een helder beeld te krijgen, is een oral history-project opgezet rondom migratie en erfgoedvorming onder de Javanen in Suriname, Indonesië en Nederland.Aan dit project werkten het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV) en de Stichting Comité Herdenking Javaanse Immigratie (STICHJI) samen.De interviews zijn te beluisteren op de website van Javanen in Diaspora, de metadata en de samenvattingen van de interviews zijn opgeslagen in EASY.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-zk7-fywp
Metadata Access https://ssh.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/dans-zk7-fywp
Provenance
Creator Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV); Stichting Comité Herdenking Javaanse Immigratie (STICHJI)
Publisher DANS Data Station Social Sciences and Humanities
Contributor F. Steijlen
Publication Year 2011
Rights DANS Licence; info:eu-repo/semantics/closedAccess; https://doi.org/10.17026/fp39-0x58
OpenAccess false
Contact F. Steijlen (KITLV)
Representation
Resource Type Dataset
Format application/zip; application/pdf
Size 33538; 112762
Version 2.0
Discipline Agriculture, Forestry, Horticulture, Aquaculture; Agriculture, Forestry, Horticulture, Aquaculture and Veterinary Medicine; History; Humanities; Life Sciences; Social Sciences; Social and Behavioural Sciences; Soil Sciences