Op basis van het bureauonderzoek geldt voor het plangebied een hoge archeologische verwachting op archeologische resten uit de periode Late Middeleeuwen tot en met de Nieuwe tijd.Door middel van een booronderzoek kan worden aangetoond dat er bewoningssporen (verstoring van het natuurlijke bodemprofiel) binnen het plangebied aanwezig zijn. In dit geval is dit reeds uit het bureauonderzoek bekend.De aard en fasering van de lagen is door een booronderzoek echter zeer moeilijk te bepalen. Ter plaatse van het plangebied wordt daarom geadviseerd om de huidige bebouwing te slopen tot aan het maaiveld.Vervolgens wordt een archeologisch proefsleuvenonderzoek noodzakelijk geacht om te onderzoeken wat voor archeologische resten aanwezig zijn van eerdere bewoningsfasen van Bredevoort en wat de waarde van deze resten is. Dit onderzoek dient zich te beperken tot op het niveau waarop de funderingen van de nieuwbouw is gepland om onderliggende bewoningsfasen in situ te behouden.Voor het vervolgonderzoek wordt geadviseerd om gebruik te maken van de kennis van de Werkgroep Bodemonderzoek Aalten-Dinxperlo-Wisch (contactpersoon dhr. H. B. Hofs).