In opdracht van CSO Adviesbureau heeft ADC ArcheoProjecten een bureauonderzoek uitgevoerd voor het plangebied EDCO ten noorden van de Kastanjelaan in Roermond (gemeente Roermond). In het plangebied zal een bedrijventerrein worden gerealiseerd. Het onderzoek was noodzakelijk om te bepalen of bij de voorgenomen activiteiten de kans bestaat dat archeologische resten in de ondergrond worden aangetast.In en rond het plangebied zijn veel waarnemingen gedaan, die wijzen op menselijke aanwezigheid. Met name in de prehistorie zijn zowel de hoog- als de laaggelegen gebieden intensief gebruikt. Er zijn geen aanwijzingen dat het terrein in het verleden is vergraven. In het hele plangebied kunnen derhalve archeologische resten voorkomen uit alle perioden. De resten komen voor direct aan of onder het maaiveld.Het advies is om een inventariserend veldonderzoek uit te voeren door middel van een verkennend booronderzoek, teneinde inzicht te krijgen in de vormeenheden van het landschap, voor zover deze van invloed zijn op de locatiekeuze in het verleden en met als doel kansarme zones uit te sluiten en kansrijke zones te selecteren voor de volgende fasen. Geadviseerd wordt om in het hele plangebied in een 40x50 m grid boringen te zetten. Dit geeft een totaal van ongeveer 130 boringen. Waar mogelijk, dient daarnaast een oppervlaktekartering uitgevoerd te worden. Op deze wijze kunnen vondstconcentraties in kaart worden gebracht. Met behulp van deze gegevens kunnen adviezen over eventueel vervolgonderzoek beter worden onderbouwd. De exacte invulling van de werkzaamheden dient te worden vastgelegd in een Plan van Aanpak (PvA) of Programma van Eisen (PvE).Het bevoegd gezag, de gemeente Roermond, onderschrijft het advies om een verkennendbooronderzoek uit te voeren. Zij stelt echter een minder intensief grid voor, te weten 25 boringen hetgeen neerkomt op 1 boring per ha. Mocht blijken dat de bodem tóch is afgegraven dan is verder archeologisch onderzoek waarschijnlijk overbodig. Indien inderdaad blijkt dat de bodem niet is afgegraven dan adviseert de gemeente om het verdere onderzoek in eerste instantie te concentreren op de hoge delen van het perceel. Wanneer daar niets gevonden wordt dan is onderzoek ook in de lage delen verder overbodig. Pas wanneer daar wél iets gevonden wordt, worden vondsten in de lage delen aannemelijk. Naar bevindt van zaken kan worden bepaald welk type onderzoek voor beide delen van het perceel verplicht wordt gesteld.