In augustus/ september 2010 is in opdracht van de gemeente Loon op Zand door Ingenieursbureau Oranjewoud BV een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd op een locatie in Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand (N.-Br). Het veldonderzoek is uitgevoerd als booronderzoek in de verkennende fase. Het betreft het plangebied Sweensstraat-West te Kaatsheuvel.De aanleiding voor het archeologisch onderzoek is de toekomstige herinrichting van de locatie ten behoeve van circa 400 grondgebonden woningen. Doel van het onderhavige archeologisch onderzoek is het opstellen van een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel, en het formuleren van adviezen ten aanzien van de noodzaak- en opzet van een eventueel vervolgonderzoek.Op basis van het bureauonderzoek is geconcludeerd dat in het plangebied archeologische vindplaatsen kunnen worden aangetroffen uit Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd en dat vindplaatsen uit het Laat Paleolithicum tot Laat Neolithicum niet volledig zijn uit te sluiten. Daarom is geadviseerd kansrijke en kansarme zones te onderscheiden door middel van een vervolgonderzoek in de vorm van een inventariserend veldonderzoek - verkennende fase.Gedurende het veldonderzoek zijn in totaal 78 boringen verricht. Het veldonderzoek heeft uitgewezen dat de bodemopbouw in het plangebied bestaat uit een antropogeen dek waaronder in een groot deel van het plangebied een B- of BC horizont aanwezig is, met daaronder de C-horizont. In een deel van het plangebied is sprake van een directe , meestal scherpe overgang van de A- naar de C- horizont. In een drietal boringen zijn resten veen aangetroffen. Bij inspectie van de boorkernen zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen.Op basis van de resultaten van het verkennend booronderzoek kan worden geconcludeerd dat het om een lager gelegen deel van het landschap gaat dat in het verleden enigszins nat is geweest. De bodemopbouw is redelijk uniform waarbij de oorspronkelijke bodemlagen grotendeels zijn opgenomen in de bouwvoor. Daar waar een restant voor de oorspronkelijke bodemopbouw is aangetroffen, moet dit waarschijnlijk worden toegeschreven aan microreliëf van de geomorfologische ondergrond. Gezien de relatief lage ligging en de opgenomen bodemlagen in de bouwvoor moet de archeologische vewachtingswaarde van het plangebied naar laag worden bijgesteld. In het plangebied wordt geen vervolgonderzoek noodzakelijk geacht. Het selectieadvies luidt het gebied vrij te geven met betrekking tot het aspect archeologie.