In het (nagenoeg) intacte dekzand rondom de boringen 1, 6 en 7 is het vondstniveau van vindplaatsen uit de steentijd (de top van het dekzand) nog aanwezig, dit in tegenstelling tot de verwachting uit het bureauonderzoek. De hoeveelheid opgeboord zand tijdens dit verkennende booronderzoek is gering. Het ontbreken van archeologische indicatoren in het dekzand in deze boringen kan daarom de aanwezigheid van een steentijdvindplaats nog niet uitsluiten. Daarnaast is de kans groot dat dieper ingegraven grondsporen (zoals paalgaten, waterputten en funderingen) uit de middeleeuwen/nieuwe tijd in het dekzand zijn ingegraven. Deze kunnen zich ook in de C-horizont in de rest van het plangebied nog aftekenen.In de mogelijke ophogings-/bewoningslaag en het oude loopvlak kunnen resten uit de middeleeuwen/nieuwe tijd voorkomen. De archeologische verwachting voor het dekzand en het oude loopvlak (direct op de top van het dekzand) is hoog. De archeologische verwachting voor de ophogings-/bewoningslaag is middelhoog omdat nu niet exact kan worden vastgesteld of de laag een recente of middeleeuwse/nieuwetijdse oorsprong heeft.Archeologische resten kunnen in het gehele plangebied worden verwacht. Alleen ter plaatse van de huidige bebouwing bestaat de kans dat de archeologische niveaus dusdanig diep verstoord zijn dat geen archeologische resten meer te verwachten zijn. Dit is nu echter niet met zekerheid vastgesteld.