Laagland Archeologie heeft in oktober/november 2024 een Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek - verkennende fase uitgevoerd aan de Hiddinkdijk te Hengelo. Het onderzoek vond plaats in verband met de ruimtelijke procedure rondom woningbouw.Het onderzoek is uitgevoerd conform de protocollen SIKB KNA 4002 en 4003.Het bureauonderzoek had tot doel een archeologisch verwachtingsmodel op te stellen. Centraal staat daarbij de vraag of en zo ja welke archeologische resten (complextype, datering, diepteligging en gaafheid) in het plangebied kunnen worden verwacht. Hiertoe zijn landschappelijke, archeologische en historische bronnen geraadpleegd.In de omgeving van het plangebied zijn archeologische resten uit de Nieuwe Tijd bekend evenals een vuurstenen kling uit de periode Laat-Paleolithicum - Neolithicum. In historische tijden (vanaf circa 1832) werd het terrein omschreven als bouwlanden met een weiland, enkele delen bos en twee wegen. Het plangebied is vrijwel continu onbebouwd geweest met uitzondering van een klein gebouw tussen 1962 en 1976 in het zuidelijke deel van het plangebied.De centrale en zuidelijke delen van het plangebied liggen op een laaggelegen vlakte van verspoelde dekzanden. Bodemkundig worden hier beekeerdgronden verwacht. Dit zijn relatief vochtige gronden. Deze dekzandvlakte was door de landschappelijke en bodemkundige omstandigheden niet geschikt als nederzettingslocatie. Voor het centrale en zuidelijke deel van het plangebied geldt daarom een lage archeologische verwachting voor alle perioden.De hogere delen van het plangebied in het noordwesten en noordoosten van het plangebied liggen aan de rand van een dekzandplateau. Bodemkundig worden hier enkeerdgronden verwacht. Het is waarschijnlijk dat dit gebied relatief droger was dan de lagergelegen vlakte. Hierdoor was deze locatie beter geschikt voor bewoning. Eveneens is het dekzandplateau ten noorden van het plangebied hoger gelegen, die beter geschikt zal zijn voor bewoning. Voor deze delen van het plangebied geldt een middelhoge verwachting voor archeologische resten uit alle perioden.Het uitgevoerde verkennende booronderzoek heeft tot doel het verwachtingsmodel te toetsen en zonodig aan te vullen. Hiertoe zijn verspreid over het toegankelijke deel van het plangebied verkennende boringen gezet. In dit stadium is verkennend booronderzoek de meest efficiënte onderzoekswijze om de archeologische potentie van het plangebied in kaart te brengen.In het plangebied overwegen nattere omstandigheden, maar er zijn gradaties in, waardoor delen van het terrein net wat bruikbaarder waren als bouwland. Op basis van de resultaten van het verkennend booronderzoek kunnen mogelijk nog archeologische resten verwacht worden in het zuidwestelijke en het centrale plangebied. Deze resten kunnen heel goed off-site sporen zijn. Omdat het wellicht om een latere ontginning gaat is de archeologische verwachting voor het zuidwestelijke en centrale plangebied middelhoog vanaf de Late Middeleeuwen. De archeologische verwachting voor vroegere perioden wordt laag ingeschat voor dat deel van het hele plangebied. De rest van het plangebied heeft een algemeen lage archeologische verwachting.De archeologische informatiewaarde van de voornamelijk te verwachten off-site sporen is laag.Om deze reden adviseren we geen vervolgonderzoek uit te voeren en het plangebied vrij te geven.De implementatie van dit advies is in handen van de gemeente Bronckhorst, hierin vertegenwoordigd door de archeologisch adviseur van de gemeente, de Regio archeologen Achterhoek.