In opdracht van het Havenbedrijf Rotterdam heeft het team Onderzoek en Rapportage van Archeologie Rotterdam (BOOR) in de periode januari-februari 2025 een verkennend inventariserend veldonderzoek uitgevoerd in het plangebied Eemhavenweg 10 in Rotterdam (in de gelijknamige gemeente). Het onderzoek bestond uit het uitvoeren, beschrijven en analyseren van drie mechanische boringen. Er is geboord vanaf het maaiveld tot een maximale diepte van 19,82 m - NAP (23,00 m - mv). Voorafgaand aan het veldonderzoek is voor het gebied een bureauonderzoek gedaan. De onderzoeken zijn verricht, omdat in het plangebied nieuwbouw wordt gerealiseerd. Hierbij zullen grondroerende (hei)werkzaamheden worden uitgevoerd. Op basis van beide onderzoeken kan antwoord gegeven worden op de vraag of archeologische waarden aanwezig kunnen zijn, die bij de werkzaamheden worden aangetast of vernietigd.
Uit het bureauonderzoek komt naar voren dat voor het hele plangebied een lage archeologische verwachting geldt voor vindplaatsen uit het Paleolithicum tot en met de Bronstijd. Dit hangt samen met het ontbreken in het gebied van stratigrafische niveaus met, voor deze periodes, archeologische potentie. Mogelijk komen in de diepere ondergrond stroomgordelafzettingen voor, die zijn afgezet door een vroegneolithische rivierloop. Met name de oeverzones van waterlopen vormden in de steentijd aantrekkelijke verblijfslocaties. Indien oeverafzettingen aanwezig zijn, dan geldt voor het plangebied een middelhoge archeologische verwachting voor vindplaatsen uit het Neolithicum. Daarnaast geldt voor vindplaatsen uit de IJzertijd, de Romeinse tijd en de Middeleeuwen (tot de overstromingen van 1373-1375) een middelhoge archeologische verwachting. Vindplaatsen uit deze periodes kunnen in de top van het Hollandveen Laagpakket aanwezig zijn. Het is echter niet duidelijk of de top van het veen daadwerkelijk intact aanwezig is in de ondergrond. Ook bestaat enige twijfel over de ligging van de laatmiddeleeuwse dijk van de verdwenen Riederwaard in de uiterste noordwestelijke hoek van het plangebied. Het verloop van het noordelijke deel van de oude dijk is namelijk niet bekend. Tot slot geldt een hoge archeologische verwachting voor vindplaatsen uit de Nieuwe tijd (na de inpoldering in het eerste kwart van de 17e eeuw). Er worden niet alleen sporen van inrichting en agrarisch gebruik verwacht. Mogelijk is in het oostelijke deel van het plangebied nog (een restant van) de kade van de voormalige polder De Heij in de ondergrond aanwezig.
Uit het veldonderzoek blijkt dat de complexe natuurlijke ondergrond in het plangebied voornamelijk bestaat uit een metersdik pakket klei met her en der veenlagen. In de basis, op gemiddeld 17,78 m - NAP (21,04 m - mv), zijn beddingafzettingen van de Formatie van Kreftenheye waargenomen. Hierboven bevinden zich vroegholocene overstromingsafzettingen van de Formatie van Kreftenheye, Laag van Wijchen en een veen-kleipakket, dat gerekend kan worden tot het zogenaamde Basisveen-Echteld complex. Op 16,77 m - NAP (20,00 m - mv) gaat dit pakket over in een dik pakket fluviatiele afzettingen van de Formatie van Echteld, die verschillend geïnterpreteerd kunnen worden. In de basis zijn zoetwatergetijdenafzettingen aangeboord. Hierboven zijn in boring 1, aan de westzijde van het plangebied, daadwerkelijk stroomgordelafzettingen aangetroffen. Deze kunnen toegeschreven worden aan de bekende neolithische rivierloop; de Ouderkerk stroomgordel. De top ligt op 7,10 m - NAP (10,28 - mv). Archeologisch kansrijke oeverafzettingen zijn niet gezien. In boringen 2 en 3 zijn op hetzelfde stratigrafische niveau komafzettingen aangeboord, die direct naast de oude waterloop zijn afgezet. Op gemiddeld 8,59 m - NAP (11,82 m - mv) gaan de stroomgordel- en komafzettingen weer over in jongere komafzettingen, die worden afgewisseld met veenlagen. De top van de bovenste veenlaag bevindt zich op gemiddeld 6,10 m - NAP (9,33 m - mv). Deze is niet aangetast door erosie, maar lijkt eerder langzaam verdronken waarna opnieuw komklei is afgezet. De top van het geërodeerde pakket komafzettingen ligt op gemiddeld 5,76 m - NAP (8,99 m - mv). De top van de natuurlijke ondergrond bestaat uit overstromingsafzettingen die op verschillende momenten zijn afgezet. De afzettingen, op gemiddeld 2,74 m - NAP (5,97 m - mv), kunnen gerekend worden tot de Formatie van Echteld en/of Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Walcheren. Tot slot komt hierboven een metersdik opgespoten en opgebracht pakket voor.
Tijdens het uitgevoerde veldonderzoek zijn geen duidelijke stratigrafische niveaus met archeologische potentie waargenomen. Daarnaast zijn geen aanwijzingen aangetroffen voor de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen. De laatmiddeleeuwse dijk van de verdwenen Riederwaard is niet aangeboord tijdens het veldonderzoek. Hierbij wordt opgemerkt dat de aanwezigheid van deze oude dijk binnen het plangebied erg speculatief is. De kade van de voormalige polder De Heij, die vermoedelijk is gevormd in het eerste kwart van de 17e eeuw, is eveneens niet aangetroffen. Mogelijk is de kade aangetast of vernietigd bij de aanleg van het industrie- en havengebied Eemhaven. Wellicht komen elders in het plangebied wel (restanten van) de dijk en/of de kade in de ondergrond voor. Op basis van het bureauonderzoek en het verkennend inventariserend veldonderzoek is dit echter onbekend. De kans is in ieder geval klein dat bij de voorgenomen werkzaamheden in het plangebied archeologische resten verstoord zullen worden.