ADC ArcheoProjecten heeft een inventariserend veldonderzoek opwaterfase uitgevoerd voor het plangebied Molenrak. Het betreft de waterbodem van het nevenvaarwater dat zich net voorbij de Maxima centrale afsplitst van de Vaarweg Amsterdam - Lemmer (VAL 6). Dit nevenvaarwater met de naam Molenrak loopt op ruim 1000 meter afstand parallel langs de noordelijke dijk van de polder Oost - Flevoland naar de Ketelbrug. Het Molenrak ligt in het IJsselmeer. Rijkswaterstaat heeft een concessie verleend voor zandwinning in het Molenrak, maar moet daartoe nog een vergunning afgeven. De waterbodem in het plangebied zal naar een diepte van 10 meter worden gebracht onder het huidige niveau van de waterbodem. De maximale roerdiepte is evenwel groter, namelijk 24 meter onder dit niveau. Dit komt overeen met een maximale diepte van 28 m -NAP.Een in januari 2016 uitgevoerd bureauonderzoek sprak een hoge verwachting uit voor de aanwezigheid van scheepvaart- en visserij gerelateerde objecten, inclusief min of meer in verband liggende wrakken. Bovendien is er een hoge verwachting voor de aanwezigheid van sporen en structuren uit de prehistorie. Met het onderhavige verkennend onderzoek opwaterfase wordt de eerste verwachting getoetst. De verwachting ten aanzien van de prehistorie valt buiten het kader van dit onderzoek. Daarvoor dient separaat een plan te worden ontwikkeld. Op basis van het verkennend onderzoek opwaterfase met behulp van hoge resolutie multibeam is geconcludeerd dat een grote hoeveelheid anomalieën aanwezig zijn als gevolg van de grillige bodemstructuur, waarvan in het plangebied slechts zeventien als contact kunnen worden aangemerkt. Vier contacten zijn geïnterpreteerd als los object. Elf contacten zijn bodemverstoringen. Het betreft een boeisteen afdruk, een kielspoor, een gedeponeerde zandhoop en gedeeltelijk dichtgeslibde zandwinputten, die reeds zijn gegraven in de periode 1950- 1957 bij de aanleg van de dijk van Oostelijk Flevoland. En in twee gevallen is er sprake van nautische objecten. Het betreft een boeisteen met ankerketting, en een kabelspoor. De vier objecten aangemerkt als categorie 2 kunnen van ijzer zijn en als zodanig kunnen deze een baggerobstakel vormen. De materiaalsoort is op basis van de uitgevoerde survey niet te achterhalen.