De opgraving laat binnen het noordoostelijk gelegen terreindeel van het plangebied, waar de diepste bodemverstorende ingrepen zullen worden uitgevoerd (aanleg van onderkelderd trappenhuis tot circa 190 cm -mv), laten een bodemopbouw zien van een oudste akkerlaag/teellaag liggend direct op de natuurlijke ondergrond (C-horizont, dekzandafzettingen). Hierin ingesneden paalsporen weerspiegelen de eerste bewoningsfase/oudste aangetroffen bewoningssporen uit de 13e tot 14e eeuw, waarin fragmenten keramiek zijn aangetroffen, bestaande uit kogelpotaardewerk, blauwgrijs aardewerk, Dieburg aardewerk en Rijnlands proto-steengoed. Een afdekkend plaggendek heeft vondstmateriaal opgeleverd (blauwgrijs aardewerk) en geeft aan dat het plangebied voor enige tijd (in de 14e eeuw) een gebruik kende als akkerland maar vermoedelijk wel in de direct omgeving van bewoning (agrarische nederzetting). Hierboven is een opeenstapeling aanwezig van humusrijke ophogingslagen en grofzandige loopniveaus/vloerniveaus. Vondstmateriaal uit deze opeenstapeling dateert uit de 14e/15e eeuw. In zijn algemeenheid geeft de opeenvolging van loop-/vloerniveaus met tussenliggende humeuze ophogingslagen (stadsophogingen) aan dat er sprake was van een periode van vrij continue bewoning met periodieke herbouw van houtbouw, waarna binnen de begrenzing van het plangebied geen verstening heeft plaatsgevonden (geen stenen fundamenten van bebouwing aangetroffen. Voor het noordoostelijk gelegen terreindeel geldt in ieder geval dat deze 14e/15e eeuwse bewoningsniveaus deels zijn vergraven en waarna het plangebied is afgedekt door een egaler ophogingspakket met vondstmateriaal daterend uit de 16e/17e eeuw. Waarschijnlijk heeft het plangebied in deze periode een gebruik gekend als tuin/moestuin (er zijn geen duidelijke bewoningssporen aanwezig), overeenkomend met de weergave van de Kaart van Blaeu uit 1652. Het bovenste ophogingspakket bevat veel resten/brokken bouwpuin (veelal stukken/brokken rode baksteen en kalkmortel) en vrij recent daterend vondstmateriaal (waaronder roodbakkend aardewerk en industrieel wit aardewerk). Het betreft dan ook een 19e/20e eeuws ophogingspakket. Voor de bouw van de voormalige/recent gesloopte bebouwing (betrof merendeels de bebouwing van een Chinees afhaalrestaurant) zijn betonnen funderingen aangelegd (betonnen poeren waarop betonbalken zijn geplaatst) en doorsnijden het plangebied in zowel noord-zuidelijke als oost-westelijke richting. Dit is tevens de reden waarom niet aaneengesloten werkputten konden worden aangelegd.Op basis van de aangetroffen bodemopbouw is al duidelijk dat er geen aanwijzingen zijn aangetroffen voor bebouwing uit de Nieuwe tijd (ouder dan eind 18e/begin 19e eeuw). Indien deze wel aanwezig zijn geweest zullen deze het slachtoffer zijn geworden van moderne verstoringen. In het onderste/3e vlakniveau (alleen aangelegd in werkput 1, waardoor sprake is van een beperkte oppervlakte) zijn enkele paalkuilen, kuilen en greppels aangetroffen. Structuren konden uit dit beperkt aantal sporen niet worden herleid, maar in de sporen aangetroffen vondstmateriaal duidt op een eerste bewoningsfase in de 13e tot 14e eeuw van een agrarisch bestaan (boerenerf) en wellicht te relateren zijn aan één van de eerste fasen van de vorming van een nederzetting (als complextype), waaruit Harderwijk is ontstaan. Het 2e vlakniveau laat voornamelijk grondsporen van ophooglagen/-pakketten zien opgeleverd. Wel zijn in de werkputten in het noordoostelijke en westelijke deel van het plangebied (werkputten 1 en 3) oude loopniveaus/bewoningsniveaus aangetroffen die op basis van dateerbaar vondstmateriaal in de 14e/15e eeuw geplaatst kunnen worden. Het 1e vlakniveau laat eveneens voornamelijk grondsporen van ophooglagen/-pakketten zien daterend uit de 18e/19e eeuw. Enkele uitbraaksleuven met bouwpuin/bouwafval (vooral resten/brokken baksteen en kalkmortel) in het noordoostelijke en westelijke deel van het plangebied wijzen op enkele (kleine) bijgebouwen die (vermoedelijk deels) binnen de begrenzing van het plangebied hebben gestaan en waarschijnlijk gesloopt zijn voordat bouw van de recent gesloopte bebouwing plaatsvonden (betrof merendeels de bebouwing van een Chinees afhaalrestaurant). Enkel noord-zuid georiënteerd en in wildverband gemetseld muurwerk is aangetroffen in het centrale deel van het plangebied en komt qua ligging exact overeen met een kadastrale perceelsgrens zoals weergegeven op de Kadastrale Minuut uit 1932. Het betreft muurwerk dat in de 18e t/m begin tweede helft 20e eeuw zal hebben gefungeerd als scheiding/tuinmuur tussen twee achtertuinen die behoorde bij de woningen gelegen aan de Straat van Sevenhuijsen. Een ten oosten van de tuinmuur aanwezige waterput, waarbij de putrand bestaat uit een één-laags dik in kalkzandsteen gecementeerde rode bakstenen (met hetzelfde formaat als de bakstenen van de tuinmuur, formaat 10,5x20,5x5) met aan de binnenzijde een dikke bepleistering van kalkmortel, dateert uit dezelfde periode (waterput achterin de tuin). Een enkelsteens brede (10 cm) en aan de bovenkant koepvormige put is tevens aangetroffen in het meest noordoostelijke deel van het plangebied. De put dateert vermoedelijk uit dezelfde periode (19e/20e eeuw), maar gezien het ontbreken van een pleisterlaag heeft de put waarschijnlijk gefungeerd als beerput. De putten zijn alleen in het vlak gedocumenteerd, omdat ter plaatse geen diepere verstoringen zullen worden uitgevoerd (worden niet verwijderd).Het vondstmateriaal van de vindplaats bestaat voor het grootste deel uit gebruiksaardewerk uit de 13e tot 15e eeuw. Binnen dit aardewerk uit deze periode zijn de proto-, bijna- en steengoed kannen uit het Rijnland en België het meest vertegenwoordigd. Blijkbaar was er veel behoefte aan tafelwaar. Naast het geïmporteerde aardewerk is ook een grote hoeveelheid blauwgrijs gebruiksgoed aanwezig. Gebaseerd op de grote gelijkenis van de verschillende vormen gaat het hier zeer waarschijnlijk om potvormen afkomstig uit Ermelo. Mogelijk heeft dat dorp (nederzetting) een regionale rol vervuld wat aardewerkproductie betreft. Uit de 16e tot 17e eeuw is opvallend weinig gebruiksaardewerk aangetroffen. Afgaande op het aangetroffen materiaal lijkt het terrein in die periode niet of nauwelijks te zijn gebruikt. In de 18e tot 20e eeuw is weer meer activiteit op het (achter)terrein. In die periode worden een aantal kuilen gegraven en gevuld met afval waaronder veel roodbakkend en industrieel wit aardewerk.Het overige vondstmateriaal bestaat uit enkele glasvondsten zoals flessen, een drinkglas en een jampot uit de 19e tot 20ste eeuw. Hiernaast zijn ook enkele metaalvondsten geborgen. Naast een cent en een bijl uit de 19e tot 20ste eeuw zijn ook een schoengesp uit de late 14e tot 16e eeuw, een lakenlood en musketkogel uit de 16e tot 19e eeuw en een mes uit de 13e of 14e eeuw aangetroffen. Het dierlijk bot betreffen fragmenten van zowel grote als kleine zoogdieren; respectievelijk rund of paard en varken of schaap/geit of gevogelte. De spreiding van het dierlijk botmateriaal binnen het gehele plangebied en het voorkomen van snij- en haksporen op meerdere fragmenten duidt erop dat het om slachtafval gaat.Als laatste kan het natuursteen worden genoemd. Het merendeel van dit materiaal is van regionale herkomst en zal waarschijnlijk als ballast of als verharding hebben gediend. Naast geïmporteerd daklei en maalsteen uit de Eiffel is ook een fors fragment zandsteen gevonden, waarschijnlijk afkomstig van de nabij gelegen Onze Lieve Vrouwekerk. Op deze steen zijn rechte ingekraste lijnen aanwezig waarvan niet duidelijk is of deze al tijdens het gebruik in de kerk of secundair zijn ontstaan.Concluderend kan aan de hand van het vondstmateriaal worden gezegd dat het terrein met name in de 14e/15e eeuw intensief gebruikt lijkt. In deze periode is het meeste gebruiksmateriaal in het bodemarchief terecht gekomen. Tijdens de 16e en 17e eeuw lijkt weinig gebruik te zijn gemaakt van het terrein in tegenstelling de 18e tot 20e eeuw, waarin het gebruik van het terrein weer toe neemt.