De archeologische begeleiding van de rioolaanleg heeft geen aanwijzingen opgeleverd voor een dijklichaam of sporen die daarmee in verband kunnen worden gebracht. Op basis hiervan lijkt het onderzoek dus geen resultaat te hebben opgeleverd, maar dat is zeker niet het geval. Het ontbreken van ophogingslagen die aan het dijklichaam zijn toe te schrijven kan alleen maar betekenen dat bij de aanleg van de watering rond de Hoog Oudendijkse Polder in de 17e of 18e eeuw de dijk op dit punt (grotendeels) is vergraven. De in 2018 opgestelde verwachting over het verloop van het dijktracé in westelijke richting is zeer waarschijnlijk juist. Indien het verloop van het veronderstelde dijktracé en van de gedempte watering of ringvaart worden doorgetrokken, dan blijkt dat deze elkaar kruisen ter hoogte van de kruising van de Overschiese Kleiweg en de Terletweg. De conclusie die dan kan worden getrokken is, dat de watering of ringvaart ter hoogte van de kruising het dijklichaam (grotendeels) heeft vergraven. Overigens kan niet worden uitgesloten dat de dijkal eerder is aangetast door een mogelijk in de 12e eeuw opnieuw geactiveerde restgeul die zich onder of net ten zuiden van de Overschiese Kleiweg bevindt.
Date: 2021-03-31