Plangebied Stikstofinstallatie Zuidbroek, koppelleiding A-650-01

DOI

Op basis van het bureauonderzoek worden op de hoger gelegen delen van het dekzand vindplaatsen uit de Steentijd verwacht, bestaande uit nederzettingsterreinen of kortstondige kampementen. Tijdens de archeologische begeleiding van de aanleg van de stikstofinstallatie zijn aanwijzingen gevonden voor een dergelijke vindplaats (Van der Kroft, 2014, fig. 4, V 5) in de directe nabijheid van het geplande tracé, en daarmee vrijwel zeker binnen de in te richten werkstrook. De zeer discontinue waarnemingen tijdens dat onderzoek maken het onmogelijk om een inschatting te geven van de mogelijke omvang van de vindplaats. Of de aanwezige verstoringen (bestaande leidingen, watergangen, wegcunet van de Hondenlaan) de vindplaats, of de afzonderlijke vondstclusters waaruit een dergelijke vindplaats kan zijn samengesteld, aangetast hebben - en in welke mate dat het geval is - laat zich aan de hand van de thans beschikbare gegevens niet vaststellen. Ter hoogte van de genoemde vuursteenvondst bevindt de top van het dekzand zich op ca. 1,60 m -NAP (direct of vrijwel direct onder de moderne bouwvoor). In het dekzand was een intacte podzolbodem aanwezig. Behalve vondstmateriaal (hoofdzakelijk vuursteen) kunnen grondsporen aanwezig zijn; hierbij valt te denken aan haardkuilen, maar ook aan andersoortige grondsporen uit de late Prehistorie (zie hiertoe ook het aantreffen van IJzertijdaardewerk tijdens de voornoemde archeologische begeleiding). Onverbrande organische resten worden hier niet verwacht. Van het gebied ten westen van deze vindplaats is zo goed als niets bekend; alleen van het aansluitpunt met de leiding A-650 blijkt uit booronderzoek (Molema & Bakker, 2004) en archeologische begeleiding (Veenstra & Van Beek, 2007) dat de bodem al voorafgaand aan de aanleg van die leiding was verstoord, waarbij de oorspronkelijke podzolbodem grotendeels in de bouwvoor was opgenomen. Het met veen opgevulde beekdal (waarbinnen het meest oostelijke deel van het tracé ligt) heeft een lage archeologische verwachting voor nederzettingen. Wel kunnen hier beekdalspecifieke vindplaatsen aanwezig zijn zoals bruggen, voorden, vaartuigen, deposities, dumpzones en met jacht en visvangst samenhangende structuren. Dergelijke vindplaatsen zijn met booronderzoek vrijwel niet op te sporen. Zij zijn veelal goed geconserveerd, waardoor ook onverbrande organische resten aanwezig kunnen zijn. Gezien de omvangrijke, maar grotendeels oppervlakkige, verspoelingen in het diepere deel van het beekdal tijdens het 4e millennium voor Chr., is de kans op het aantreffen van resten ouder dan dat erosiemoment gering; vondsten uit het diepgelegen deel van het beekdal zullen derhalve dateren vanaf het Laat-Neolithicum. In de Dollardafzettingen en de top van het onderliggende veen kunnen eventueel vindplaatsen uit de Middeleeuwen aanwezig zijn, zoals ontginningssporen en kleiwinningsputten.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/DANS-26G-3GCT
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/DANS-26G-3GCT
Provenance
Creator P. van der Kroft
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor E.J.M. Zwet, van der
Publication Year 2020
Rights CC-BY-4.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Contact E.J.M. Zwet, van der (RAAP Archeologisch Adviesbureau BV)
Representation
Resource Type Dataset
Format text/xml; application/pdf
Size 6626; 7156; 847; 626145; 2389
Version 1.0
Discipline Humanities