Archeologisch vooronderzoek in het kader van Zonnepark Kabeljauwbeek te Ossendrecht, gemeente Woensdrecht en Reimerswaal Ruimtelijk advies op basis van bureauonderzoek

DOI

Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie heeft in opdracht van Eneco een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor het plangebied Zonnepark Kabeljauwbeek in Ossendrecht in de gemeente Woensdrecht. Eneco is hier betrokken bij de ontwikkeling van een zonnepark, met een oppervlakte van ca. 41,8 ha. Het plangebied is momenteel voornamelijk in agrarisch gebruik.Voorafgaand aan de ontwikkelingen dient in kaart gebracht te worden of binnen het plangebied behoudenswaardige archeologische resten (zouden kunnen) bevinden, die tegen de achtergrond van de bodemingrepen gevaar lopen.Op basis van het reeds uitgevoerde booronderzoek dat binnen het onderhavige plangebied is uitgevoerd (voornamelijk ten zuiden van de Kabeljauwbeek,) zijn ingrepen tot 4 m -mv vrijgegeven. De pleistocene afzettingen binnen het onderhavige plangebied liggen vermoedelijk dieper dan 5,85 m -mv. Al kan er ook sprake zijn van een welvend dek, zoals blijkt uit het booronderzoek ter hoogte van Turbine 18. Op basis van de dieptes van de gezette boringen in het zuiden van het plangebied wordt het pleistocene dek echter dieper dan 4,0 m -mv verwacht. Op het pleistocene dek kunnen sporen van het Paleolithicum tot en met het Neolithicum verwacht worden. Voor deze periode geldt een middelhoge verwachting.Boven op het pleistocene dek is sprake van een Hollandveenpakket, dat vanaf een diepte van ca. 4,60 m -mv wordt verwacht. In principe kunnen in de top van het Hollandveen resten uit de IJzertijd tot en met Vroege Middeleeuwen worden verwacht, voor zover deze afzettingen niet zijn geërodeerd door latere afzettingen en voor zover er sprake is van veraarding in de top van het veenpakket. De archeologische verwachting voor resten uit deze periode is laag tot middelhoog. In het zuiden van het plangebied is één boring tot in de top van het veen gezet, op 4,60 m -mv . Hier was geen sprake van veraarding. Uit het booronderzoek ten oosten van het onderhavige plangebied (bij Turbine 18) blijkt dat dit binnen een klein oppervlak kan verschillen, alsmede de mate van erosie aan de top van het pakket door latere afzettingen.Vanaf de Middeleeuwen is binnen het plangebied sprake van kwelderafzettingen (Laagpakket van Walcheren). Vanaf de 10e eeuw is de oostelijke helft van het plangebied vermoedelijk bedijkt. Binnen het westelijke deel blijft het kwelder- en gorzenlandschap gehandhaafd tot ca. 1850 als het volledige gebied binnen de bedijking komt te liggen. Zoals blijkt uit de topografische kaarten is het grootste gedeelte van het plangebied in de Nieuwe en Nieuwste tijd onbebouwd gebleven, tot de aanleg van de windmolens tussen 2019 en 2020 volledig in gebruik als akker of weiland. Uit het booronderzoek blijkt dat sprake is van kalkrijke afzettingen, waardoor de grond niet lang of vaak boven het wateroppervlak heeft gelegen. De archeologische verwachting voor deze periode is bijgevolg laag. Enkel ter hoogte van de voormalige haven van Ossendrecht geldt een hoge verwachting op het voorkomen van een sluis en mogelijk resten behorend bij de haven. Vanaf de topografische kaart van 1850 staat ter hoogte van het tracé van de kabels en leidingen een haven en een sluis aangeduid.AdviesVestigia Archeologie & Cultuurhistorie adviseert op basis van het uitgevoerde bureauonderzoek geen vervolgonderzoek voor de volgende werkzaamheden:• Plaatsen van paalfundaties voor de zonnepanelen/tafels (diepte tussen 1,5 en 2,5 m -mv);• Het Leggen van kabels met een open ontgraving tot ca. 0,8 tot 1,5 m -mv;• Het (mogelijk) uitvoeren van een gestuurde boring onder sloten door, en over of onder buisleidingen door (tot ca 6~8 m -mv);• Het (eventueel) aanbrengen van fundatiepalen voor de zonnepanelen tot aan de stabiele zandondergrond;• Het aanbrengen van fundaties voor de trafostations (tot maximaal ca. 50 cm - 1,0 m -mv);• Het aanbrengen van fundaties voor het inkoopstation (tot maximaal ca. 1 a 1,5 m -mv).Het plaatsen van de palen voor de fundering van de zonnepanelen/tafels zal een minimale, zeer plaatselijke verstoring van het bodemarchief te weeg brengen De oppervlaktes van de verspreid over het terrein liggende trafostations beperken zich tot een oppervlak van 15 m2 per station. Eventueel vervolgonderzoek op deze locaties levert minimale kijkgaatjes op, op basis waarvan nauwelijks archeologische waarnemingen gedaan kunnen worden. Daarbij zal de fundering waarschijnlijk niet tot het veenpakket reiken. Het inkoopstation is voor zover bekend gepland ter hoogte van een reeds aangelegde windturbine in het zuiden van het plangebied. Hier is door middel van een booronderzoek al duidelijk geworden dat de aanleg van de fundering niet tot het archeologische niveau zal reiken.Indien er open ontgravingen plaatsvinden dieper dan 2,5 m -mv, dient wel vervolgonderzoek plaats te vinden. Geadviseerd wordt om op deze locaties een vervolgonderzoek uit te voeren. Dit vervolgonderzoek kan de vorm hebben van een Inventariserend veldonderzoek door middel van verkennende boringen in een grid van 30 x 40 m (ca. 8 boringen per hectare), of in geval van een lijnobject in een raai met een tussenruimte van 40 meter tussen de boringen.Voor de aanleg van de kabels en leidingen ter hoogte van de voormalige haven van Ossendrecht en sluis wordt wel vervolgonderzoek geadviseerd. De resten van deze constructies kunnen vanaf het maaiveld verwacht worden en worden daardoor bedreigd door de aanleg van kabels en leidingen in een open sleuf op deze locatie. Een vervolgonderzoek door middel van boringen is bij een dergelijk object niet de aangewezen prospectiemethode, Vestigia adviseert daarom om het uitgraven van de sleuven archeologisch te begeleiden om eventuele archeologische resten te kunnen documenteren en vondstmateriaal veilig te stellen. Hiervoor wordt een buffer van ca. 30 m ten noorden en zuiden aangehouden van de te verwachten resten. De te begeleiden zone staat aangeduid op afbeelding 13.Het is aan het bevoegd gezag, de gemeente Woensdrecht, om op basis van dit rapport en het daarin geformuleerde advies een besluit te nemen ten aanzien van het voortzetten of beëindigen van het onderzoeksproces.Ook nadat het archeologisch onderzoek is afgerond, blijft de meldingsplicht archeologische toevalsvondst of waarneming van kracht (Erfgoedwet, artikel 5.10 Archeologische toevalsvondst). Aangezien het nooit volledig is uit te sluiten dat tijdens eventueel grondverzet een archeologische toevalsvondst wordt gedaan, is het wenselijk de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht om hiervan zo spoedig mogelijk melding te doen bij het bevoegd gezag, de gemeente Woensdrecht, en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Date Submitted: 2022-03-18

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-zj9-kja7
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/dans-zj9-kja7
Provenance
Creator T Beukelaar - van Gulik
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor T Beukelaar - van Gulik; R Schrijvers (VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie); VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie
Publication Year 2022
Rights CC-BY-SA-4.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0
OpenAccess true
Contact T Beukelaar - van Gulik (Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie)
Representation
Resource Type Dataset
Format application/zip; application/pdf
Size 30671; 12351759
Version 1.0
Discipline Humanities