In opdracht van de gemeente Montferland heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau eind juni 2012 een inventariserend onderzoek in de vorm van proefsleuven uitgevoerd aan het Stadsplein te ’s-Heerenberg. Aanleiding tot het onderzoek vormden de plannen van de gemeente Montferland om het Stadsplein en directe omgeving van het centrum van ’s-Heerenberg aan te passen aan de hedendaagse eisen. Onderdeel van de herinrichtingsplannen is de wens van het gemeentebestuur om de stadsmuur en de bijbehorende verdedigingswerken (dubbele gracht met tussenliggende wal) van de historische stad van ’s-Heerenberg weer op enigerlei wijze zichtbaar en beleefbaar te maken. Hiervoor was het nodig aan de hand van een proefsleuvenonderzoek aanvullende informatie te verzamelen.Ten tijde van het proefsleuvenonderzoek aan het Stadsplein was een bouwproject gaande aan de Marktstraat 10. Daar werd in opdracht van Azora het oude gasthuis St. Gertrudis uit 1881 gesloopt om plaats te maken voor een nieuw verzorgingstehuis. Gaandeweg de sloop bleken oude funderingen redelijk intact en op geringe diepte aanwezig. RAAP Archeologisch Adviesbureau heeft in opdracht van de gemeente Montferland een archeologische inspectie uitgevoerd met als doel de waarde van de archeologische resten te bepalen en hoe daar mee om te gaan bij de verdere sloop en nieuwbouw. Bij de inspectie zijn substantiële en behoudenswaardige archeologische resten aangetroffen en gedocumenteerd. Daarna is bepaald waar knelpunten tussen die archeologische resten en het palenplan van de nieuwbouw aanwezig waren. In het laatste stadium zijn deze knelpunten door RAAP verwijderd en gedocumenteerd. De overige archeologische resten blijven behouden onder een schone zandlaag.Stadsplein Uit historische bronnen blijkt dat er in 1473 sprake is van een omwalling van de stad. Deze wordt waarschijnlijk kort daarna uitgebouwd tot een stadsmuur. Rond 1560 is er sprake van een muur met een aantal muurtorens en twee poorten. De stadsmuur werd op twee locaties als muur en op één locatie als uitbraakspoor aangetroffen. Van een wal zijn geen sporen waargenomen. Van de grachten konden alle begrenzingen worden aangegeven, met uitzondering van de oostelijke begrenzing van de buitenste gracht. Deze loopt door tot onder de huidige winkels.Projectie van de resultaten van de muren, maar ook de weinig onderzochte ligging van de grachten komt goed overeen met de situatie zoals in het midden van de 16e eeuw opgetekend door Jacob van Deventer. De dwars op de stadsmuur geplaatste, latere muren komen exact overeen met de wachttorens in de muur. Op basis van het jongste vondstmateriaal uit de grachten, dat voorkomt vanaf het midden van de 19e eeuw, blijkt dat de grachten rond die tijd buiten gebruik zijn geraakt.In deze tijd zijn de verdedigingswerken langzamerhand uit het straatbeeld van de stad verdwenen.Marktstraat 10 Een belangrijke constatering van het archeologisch onderzoek aan de Marktstraat was dat ’s-Heerenberg al in de Vroege IJzertijd bewoond is geweest. Gezien de kleine oppervlakten waarop de diepste niveaus zijn onderzocht en de aanwezigheid van twee nabijgelegen, verschillende soorten grondsporen (een paalkuil als mogelijk onderdeel van een gebouwstructuur en een grote kuil, mogelijk gebruikt voor de watervoorziening) is het aannemelijk dat het gaat om een veel groter nederzettingsterrein, dat zich verder uitstrekt in (noord)oostelijke richting.Aan de hand van de bodemopbouw bleek dat de sporen liggen op de flank van een natuurlijke verhoging in het oudtijdse landschap. Deze verhoging komt waarschijnlijk overeen met wat in de 15e eeuw wordt aangegeven als de Ailden Stat. Het gebied tussen de Markstraat, Molenstraat en Kellenstraat. De locatiekeuze, op de grens van hoge naar lage terreindelen, is kenmerkend voor prehistorische bewoning. Het aantreffen van grondsporen en een oude akkerlaag uit de prehistorie maakt duidelijk dat nog veel geheimen verborgen liggen in het Berghse bodemarchief.Aardewerkfragmenten uit de Karolingische tijd zijn een mogelijke aanwijzing dat de middeleeuwse nederzetting veel ouder is. Zowel bij het onderzoek op het Stadsplein als aan de Marktstraat is aardewerk uit de 7e en/of 8e eeuw aangetroffen. Hoewel duidelijke grondsporen uit deze periode ontbreken, mag uit de verspreiding van het materiaal, aan de oost- en westzijde van de oude stad, aangenomen worden dat ’s-Heerenberg ook in de Vroege Middeleeuwen bewoning heeft gekend.Het archeologisch onderzoek is te klein van aard geweest om aan te tonen dat sprake is van continue bewoning. Het ontbreken van bijvoorbeeld Romeins vondstmateriaal wijst op een hiaat in de bewoningsgeschiedenis. Er heeft echter nog weinig structureel onderzoek plaatsgevonden, met name in het hoger gelegen stadsdeel. Toekomstig onderzoek kan meer licht werpen over de oudste fasen in bewoningsontwikkeling van ’s-Heerenberg.Met het aanbrengen van grond wordt het terrein aan de Marktstraat ontgonnen en opnieuw in gebruik genomen. Het tijdstip van deze herontginning lijkt al in de 10e eeuw te beginnen op basis van het aardewerk uit de ophogingslagen. Deze ontwikkeling wordt voortgezet in de 11e en 12e eeuw als het laag gelegen terrein verder wordt opgehoogd. Op enig moment wordt het terrein vormgegeven door het graven van greppels of grachten. Dit betekent dat het terrein ten westen van de Markstraat, tussen kasteel en oude nederzetting, in percelen wordt ingedeeld. Het archeologisch onderzoek is te beperkt van omvang geweest om vast te stellen of deze percelen ook bewoond zijn geweest.De tweede middeleeuwse bewoningsfase met stenen bebouwing heeft op deze plaats een oorsprong in het begin van de 15e eeuw en is onlosmakelijk verbonden met de groei van de macht van de heren van Bergh. Huis Bergh kreeg zijn huidige vorm met ommuurde voorburcht grotendeels in het midden van de 15e eeuw. De nederzetting was al in 1379 tot stad verheven door Willem I, de heer van den Bergh. Toch lijken de grote uitbreidingen van een eeuw later. De onderzochte panden aan de Marktstraat zijn waarschijnlijk bewoond geweest door het patriciaat (relaties van de heren van Bergh) en rijk geworden handelaars.Een studie naar de tijnsregisters heeft geleerd dat sprake was van een tweedeling in de stad. Het oudste tijnsregister van 1624 verdeelt de stad binnen de wallen in Dat Eerste Block en Dat Andere Block. De eerste wordt begrensd door de Marktstraat, Kellenstraat en Molenstraat en komt zeer waarschijnlijk overeen met die Ailden Stat, waarvan al in 1401 sprake was. Het andere blok betreft dus de bewoning rondom een oudere kern, waaronder de beschreven structuren aan de Marktstraat, maar ook bijvoorbeeld het oudste gasthuis van ’s-Heerenberg uit 1450.Op basis van de resultaten van het archeologisch onderzoek te ’s-Heerenberg is vastgesteld dat bijzondere archeologische resten aanwezig zijn in een goed bewaard bodemarchief. Derhalve wordt te allen tijden vervolgonderzoek aanbevolen in de directe nabijheid van de vindplaatsen.