Inleiding
In opdracht van de gemeente Someren heeft RAAP in mei en juni 2024 een archeologisch
vooronderzoek in de vorm van een bureauonderzoek uitgevoerd voor het plangebied Kommerstraat -
Zandstraat te Someren in de gemeente Someren. Het onderzoek vond plaats in het kader van een
omgevingsvergunning voor de aanleg van een regenwaterriool in de Zandstraat, Kommerstraat en van
Lieshoutstraat, naast de bestaande riolering.
Resultaten
Het plangebied maakt deel uit van het zuidelijke dekzandgebied. Het noordelijke deel van het gebied
ligt dwars op een laaggelegen dekzandrug. Het zuidelijke deel ligt op de overgang van een rug naar
een complex van dekzandwelvingen. Ca. 500 m ten zuiden van het plangebied bevindt zich een
dalvormige laagte. De bodems binnen het plangebied zijn waarschijnlijk hoge zwarte enkeerdgronden
(esdekken). Binnen het plangebied zijn geen vindplaatsen aanwezig, maar binnen het
onderzoeksgebied (straal 500 m) zijn er veertien vondstlocaties aanwezig. De meeste daarvan
betreffen vondsten daterende uit de middeleeuwen en/of nieuwe tijd. Het gaat voornamelijk om
nederzettingsresten. Daarnaast zijn er ook vondsten uit het neolithicum, de bronstijd, ijzertijd en
Romeinse tijd gedaan.
Op het kadastrale minuutplan uit de periode 1811-1832 is het grootste deel van het plangebied nog niet
bebouwd, en bestaat het vooral uit wegen. Enkele locaties in het noordwesten van het plangebied zijn
wel bebouwd. Het is pas vanaf de tweede helft van de 20ste eeuw dat het gebied en omgeving
aanzienlijke veranderingen ondergaan: Someren wordt nu dicht bebouwd. Dit is ook het geval direct
buiten de grenzen van het plangebied, vooral langs de wegen. Ook ontstaan er enkele nieuwe wegen,
ook binnen het plangebied.
Er geldt een lage verwachting voor vindplaatsen van jager -verzamelaars (paleolithicum - mesolithicum)
en een hoge verwachting voor vindplaatsen van landbouwers (neolithicum – nieuwe tijd). De
complextypen die verwacht worden zijn bewoning, begraving, ambacht, infrastructuur en landbouw.
Advies
Op basis van de resultaten van het onderzoek blijkt dat in het plangebied (mogelijk) archeologische
resten bedreigd worden door de voorgenomen bodemingrepen. Raap adviseert in het kader van de
bestaande planvorming een archeologische begeleiding uit te voeren. Doordat er binnen het plangebied
zones aanwezig zijn zonder archeologische verwachting is er een advieskaart opgesteld van de te
begeleiden zones. Deze is gebaseerd op de gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld in
dit bureauonderzoek, en de beleidskaart. Alleen de zones zonder archeologische verwachting die
duidelijk afgescheiden kunnen worden van de zones met hoge archeologische verwachting, worden
gedeselecteerd voor verder archeologisch onderzoek.
Het bevoegde gezag geeft aan dat er geen archeologisch vervolgonderzoek nodig is.