ADC ArcheoProjecten heeft een inventariserend veldonderzoek in de vorm van proefsleuven uitgevoerd op dertien vindplaatsen langs de N34 in Hardenberg tussen De Witte Paal en de grens met Drenthe. In totaal zijn 64 proefsleuven aangelegd en drie sleuven zijn vervangen door kijkgaten van maximaal 2 x 2. De proefsleuven waren standaard 15 m lang en 3 m breed. De hoge verwachtingen die op basis van het vooronderzoek zijn gesteld, zijn bij het proefsleuvenonderzoek grotendeels niet uitgekomen. Bij het vooronderzoek zijn dertien vindplaatsen in kaart gebracht, waar voornamelijk vuursteenvindplaatsen en nederzettingssporen werden verwacht. Uit het vooronderzoek kwam ook naar voren dat binnen een groot deel van het gehele plangebied sprake was van een intacte bodemopbouw. Het proefsleuvenonderzoek heeft dit beeld voor een groot deel bevestigd. Op veel vindplaatsen is een intacte bodemopbouw aangetroffen waarbij zich in de top van het dekzand een podzolbodem had gevormd. Op vindplaats 11 is het sporenvlak goed bewaard gebleven door de afdekking met een meer dan 1 m dik akkerpakket.Alleen op vindplaats 11 zijn daadwerkelijk bewoningssporen gevonden van een erf of nederzetting.Een grote concentratie paalkuilen wijst op de aanwezigheid van één of meerdere gebouwplattegronden, maar in de 3 m brede sleuven konden deze niet worden herkend. Op basis van een kleine hoeveelheid gefragmenteerd aardewerk wordt deze vindplaats met enige voorzichtigheid gedateerd in de Late IJzertijd. Vindplaats 11 ligt gedeeltelijk in en langs de AMKterreinen 2734 en 13285. Het betreffen AMK-terreinen van hoge archeologische waarde. Het is opvallend dat de sleuven 1105 en 1106, waarin de kern van een erf of nederzetting lijkt te zijn aangesneden, en de sleuven 1117 en 1118 waarin enkele paalkuilen zijn aangetroffen, zich net buiten deze AMK-terreinen bevinden. De oostelijke begrenzing van AMK-terrein 2734 wordt gevormd door de N34, maar het proefsleuvenonderzoek lijkt aan te tonen dat het AMK-terrein zich verder in noordoostelijke richting uitstrekt. Uit de coupes blijkt dat de sporen goed geconserveerd zijn. Dit hangt waarschijnlijk samen met de afdekking van het sporenvlak door een minimaal 1 m dik pakket akkerlagen. De diepte van het sporenvlak, minimaal 1 m onder mv, betekent ook dat de vindplaats niet bedreigd wordt door de geplande bodemingrepen en in situ behouden kan blijven.Om die reden heeft tijdens het proefsleuvenonderzoek zo min mogelijk verstoring van de vindplaats plaatsgevonden.