Naam: PoniyemGeboorteplaats: KofidjompoGeboortedatum: 1925Woonplaatsen: Suriname 1925 - 1954; Indonesia 1954 -Ik heet Poniyem en ben geboren in Suriname. Ik ben geboren op Kopidjompo [Lelydorp], maar na mijn huwelijk woonde ik op Alliance.Ik was enig kind van mijn ouders. Mijn eigen moeder was overleden en mijn vader hertrouwde met een vrouw die al een kind had. Wij waren toen dus met zijn tweeën.Mijn man en ik zijn met mijn ouders meegegaan naar Indonesië. Zij wilden terug. Van mijn eigen familie vertrok mijn vader, mijn moeder, ikzelf en mijn twee kinderen. Ik heb in totaal zes kinderen, maar toen ik vertrok had ik er pas twee. Mijn moeder is uiteindelijk in Nederland overleden en mijn vader, Samid, is hier in Tongar overleden tijdens de PRRI.
In Suriname ben ik niet naar school gegaan. Mijn man ook niet. De school was te ver. Alliance was echt een afgelegen plek. De voornaamste bezigheid daar was landbouw.
Op Alliance woonden voornamelijk Javanen. Er was 'wayang', 'ludruk'. Er waren groepen die dat deden. Ik deed er niet aan mee, maar mijn man wel. Aan 'slametan' en 'kenduri' deed men bij een feest, een verjaardag of een huwelijk.
Hier is er geen 'tayub', in Suriname wel. Ik ging er wel eens naar toe, maar danste niet mee. Hier werd vroeger ook 'wayang' gespeeld, gewoonlijk bij 'bersih desa'. Dat vond plaats in de 'balai desa'. Heel Tongar kwam kijken. De 'dalang' was iemand uit Suriname. In Suriname deden wij dat ook tijdens een 'bersih desa', 'wayang', dan werd er 'bubur abang-putih' gemaakt.Ik kook nog steeds Surinaame gerechten, 'bravoe', 'bitawiri', 'tayawiri'. Ik plant ze zelf. Ik heb de planten meegenomen uit Suriname. Ik nam ook cacao en koffiepitten mee.
Mijn kinderen zijn hier in Tongar naar school gegaan, tot aan de SMP. Er was geen SMA. Drie van mijn kinderen wonen in Tongar en drie zijn ergens anders werk gaan zoeken, in Pekanbaru en in Jakarta. Wat voor werk weet ik niet. Ik vraag dat nooit. Ze komen weleens thuis, met 'lebaran'.Wij zijn steeds in Tongar gebleven, omdat wij geen geld hadden om naar andere plaatsen te gaan. Ik ben daarom ook niet naar Java gegaan om familie op te zoeken. Voor mij is Tongar het beste, beter dan Suriname. Naar Suriname kunnen wij toch niet meer terug. Mijn man ging wel naar andere plaatsen om te werken, maar keerde steeds terug naar Tongar.
Mijn man heeft ook geholpen om het bos hier open te maken. De verdeling van grond is niet gegaan zoals beloofd. Wij hebben grond gehad om een huis op te bouwen, maar voor de rest niets. Wij zouden 5 hectare grond krijgen, volgens Pak Hardjo. Hij zei dat wij moesten wachten tot de eerstvolgende verdeling. Nu is hij al overleden. Ik heb zelf land gekocht. In de grond die de allereerste keer is verdeeld om huis en tuin te maken, heb ik palmolie geplant.
Nadat wij een stuk bos van 1 hectare hadden geopend, konden wij planten. Wij plantten rijst op 'ladang'. Het duurde vijf maanden voordat wij konden oogsten. De oogst was genoeg om van te eten, maar niet om te verkopen. Daarnaast moest mijn man als arbeider werken. Hij bouwde bruggen. Dat deed hij ook al in Suriname. Hij ging ook naar andere plaatsen om werk te zoeken, naar Pekanbaru. Ik bleef met de kinderen achter. Hij kwam later wel weer hier terug en deed aan landbouw.
In het begin kon ik geen Indonesisch spreken. Ik leerde het samen met vrienden en kon het wel een beetje spreken. De vrouwen kwamen toen nog vaak bij elkaar als groep van landbouwers ['kelompok tani'], om de beurt aan huis. Wij legden geld bij elkaar om dingen die wij nodig hadden te kunnen kopen.
Date Submitted: 2011-05-09
De tekst van het volledige interview is in het Bahasa Indonesia.
Tot aan 1939 werden circa 33.000 Javanen naar Suriname overgebracht. Na hun contractperiode vestigde de meerderheid zich in Suriname. Slechts een minderheid keerde terug naar Indonesië. De meest beschreven terugkeer is de georganiseerde repatriëring in 1954 van circa 1000 personen naar Indonesië. Deze bestond uit Javaanse ex-contractarbeiders en hun in Suriname geboren (klein)kinderen. Tegen beter weten in kwamen zij niet terecht op Java, maar in Tongar, een plaatsje in West-Sumatra. Daar bleven de meesten niet lang. Hun zoektocht naar een beter leven bracht hen naar andere plaatsen in Indonesië: Pekanbaru, Padang, Medan, Jambi, Jakarta, maar ook opnieuw naar Suriname.Veel minder bekend is de groepsmigratie in 1953 van enkele tientallen Javanen naar het buurland Frans Guyana. Vermoedelijk zijn tot aan het eind van de jaren 60 nog meer personen in groepsverband naar Frans Guyana vertrokken. Tijdens de Surinaamse binnenlandse oorlog weken ook Javanen, vooral vanuit Moengo en Albina, naar Frans Guyana uit. Volgens de Franse bevolkingsgegevens van 2005 wonen momenteel zo’n 1900 Javanen in Frans Guyana.De meest recente omvangrijke landverhuizing van Javaanse Surinamers vond plaats vóór de onafhankelijkheid van Suriname in 1975, dit keer uit Suriname naar Nederland. In de ban van politieke leiders die van mening waren dat de onafhankelijkheid niet goed zou uitpakken voor de positie van de Javanen, vertrokken circa 22.000 Javanen naar Nederland. Onder hen bevonden zich ook degenen die het eerder hadden geprobeerd in Indonesië en in Frans Guyana.Deze meervoudige migratie van de Surinaamse Javanen, is het onderwerp van het levensverhalen project Javaanse Migratie en Erfgoedvorming in Suriname, Indonesië en Nederland. Om van de meervoudige migratiebewegingen en de persoonlijke ervaringen van de Javaanse migranten een helder beeld te krijgen, is een oral history-project opgezet rondom migratie en erfgoedvorming onder de Javanen in Suriname, Indonesië en Nederland.Aan dit project werkten het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV) en de Stichting Comité Herdenking Javaanse Immigratie (STICHJI) samen.De interviews zijn te beluisteren op de website van Javanen in Diaspora, de metadata en de samenvattingen van de interviews zijn opgeslagen in EASY.