In 2016 is voor dit plangebied een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd, waarin geconcludeerd werd dat vanwege de ligging op de stroomgordel van Gameren een hoge kans bestaat op het aantreffen van vindplaatsen vanaf de midden-bronstijd tot in de vroege middeleeuwen en dan met name uit de late-ijzertijd-Romeinse tijd, omdat zowel ten oosten als te westen van het plangebied resten uit deze periodes zijn aangetroffen.Bij het verkennende booronderzoek zijn in de ondergrond onder een 10 tot 40 cm dikke bouwvoor (A-horizont) meerdere lithogenitsche eenheden aangetroffen. De bouwvoor gaat doorgaans abrupt over in kalkrijke oeverafzettingen (C-horizont). De oeverafzettingen lopen gemiddeld door tot circa 60 à100 cm –mv en de top hiervan is meestal in de bouwvoor opgenomen. In het oostelijke deel van het plangebied komen in bepaalde delen direct onder de bouwvoor komafzettingen voor. In de diepere ondergrond komen beddingafzettingen, komafzettingen, geulafzettingen en crevasseafzettingen voor. De overgangen tussen verschillende bodemlagen verlopen doorgaans abrupt dan wel erosief.Gezien de archeologische vondsten die elders op oeverafzettingen van de stroomgordel van Gameren bekend zijn, kunnen in theorie resten van nederzettingsterrein in de oeverafzettingen worden verwacht. Vanwege de abrupte dan wel erosieve overgangen tussen de bouwvoor en de oeverafzettingen kan vastgesteld worden dat de top van de oeverafzettingen niet meer intact is en dat eventuele archeologische sporen verdwenen zijn. Tijdens het booronderzoek is echter geen donkergekleurde cultuurlaag aangetroffen zoals men dat bij intensief bewoonde nederzettingsterreinen zou kunnen verwachten . Andere archeologische indicatoren, zoals fosfaat of aardewerk, die wijzen op (intensieve) bewoning zijn evenmin aangetroffen. Op basis van de onderzoeksresultaten kan worden geconcludeerd dat bij de realisering van het glastuinbouwcomplex vermoedelijk geen archeologische waarden zullen worden verstoord.