In samenwerking met de gemeente heeft de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) een Aanvullend Archeologisch Onderzoek (AAO) uitgevoerd op een terrein langs de Kollenburgweg, (toponiem: Aalsbergen) in de gemeente Didam, provincie Gelderland. De aanleiding tot het onderzoek was het voor deze locatie door de gemeente ontwikkelde bestemmingsplan, in de vorm van een bedrijventerrein. Voorafgaand aan het onderzoek is door amateur-archeologen een systematische veldkartering op het terrein uitgevoerd. Hierbij zijn grote aantallen vondsten aangetroffen die duiden op mogelijke bewoning vanaf het midden van de Romeinse tijd tot in de vroege Middeleeuwen.Het doel van het onderzoek was meer inzicht te verkrijgen in de omvang van de vindplaats en in de aard en de kwaliteit van de mogelijk in de bodem aanwezige resten. Op grond van de verkregen onderzoeksresultaten zouden dan beslissingen kunnen worden genomen over een, vanuit het oogpunt van archeologische waarde, eventueel definitief onderzoek dan wel de fysieke bescherming van de vindplaats.Het onderzoek bestond uit een systeem van twintig proefsleuven die volgens de 'stippellijnmethode' zijn aangelegd.1Binnen het onderzochte gebied zijn vele grondsporen aangetroffen: een afvalkuil, een hutkom, paalkuilen, greppels, drie waterputten en kuilen van verschillende afmetingen. Een aantal hiervan kon aan de hand van het vondstmateriaal worden gedateerd in de derde, vierde en mogelijk vijfde eeuw n. Chr. Van een groot deel van de sporen is momenteel de betekenis en de datering nog niet duidelijk. Met het oog op een mogelijk vervolgonderzoek of fysieke bescherming, is besloten om de sporen niet te coupen en af te werken.Gebleken is dat de onderzochte archeologische resten deel uitmaken van een gaaf nederzettingsterrein dat gesitueerd is op de flanken van een dekzandkop. Op basis van de mobilia kan worden gesteld dat het hier een nederzettingsterrein betreft dat in de midden Romeinse, late Romeinse en mogelijk vroege Middeleeuwse periode in gebruik was. Van belang zijn vooral enkele metalen voorwerpen, een aantal glasfragmenten, een groot aantal fragmenten van gedraaid (import-) aardewerk en aanzienlijke hoeveelheden handgevormd aardewerk.Met name de vierde- en mogelijk vijfde-eeuwse bewoningsfase is vanuit regionaal perspectief bezien van bijzondere betekenis. Inmiddels is bekend dat de overgangsperiode van de late Romeinse tijd naar de vroege Middeleeuwen gepaard ging met vele veranderingen op politiek, economisch en sociaal niveau. Ondanks recent onderzoek is deze periode tot op heden archeologisch gezien nog moeilijk grijpbaar en bestaat er geen helder inzicht in de vele achtergronden bij deze veranderingen.
