In het plangebied zijn 23 boringen gezet tot een maximale diepte van 4 m -mvmet als doel de bodemopbouw verkennen. Hieruit blijkt dat de bodem binnen deonderzochte diepte geheel bestaat uit duinafzettingen. In drie boorprofielen iseen podzolbodem aanwezig. In zes boorprofielen zijn op een dieper niveau in hetduinzand oude bodems aanwezig. De top van het bodemprofiel is omgewerkt totverschillende dieptes.Bij boorprofielen waar de top intact is of waar zich overstoven bodems bevinden,kunnen archeologische waarden aanwezig zijn. Het is eveneens niet uitgeslotendat in de duinafzettingen waar geen oude bodem is aangetroffen nogarcheologische grondsporen aanwezig kunnen zijn.Ter plaatse van de aan te planten rododendrons in het noordoosten van hetplangebied (ter hoogte van boorprofiel 1) en in het zuidoosten van het plangebied(ter hoogte van boorprofiel 10 en 11) gaat de verstoring door het aanplanten vande rododendrons dieper dan het potentiële archeologische niveau. Geadviseerdwordt om hier de bodem op te hogen. De overige ingrepen buiten de vijver zullenhet archeologische niveau niet aantasten. Maatregelen om rekening te houdenmet archeologische waarden bij deze werkzaamheden zijn daarom niet nodig.Bij werkzaamheden in de vijver en bij de oevers van de vijver worden mogelijkpotentiële archeologische niveaus aangetast door deze te vergraven. Bureauvoor Archeologie adviseert om in deze zone bij de voorgenomen werkzaamhedente voorzien in een extensieve archeologische begeleiding. Hierbij worden degraafwerkzaamheden zonder toezicht uitgevoerd. Direct daarna (maar voordat deeventueel verlaagde grondwaterstand weer is verhoogd) krijgen archeologen degelegenheid de opgeschoonde oevers en bodem van de vijver te inspecteren eneventuele sporen en vondsten te documenteren.