Econsultancy heeft van oktober 2020 t/m juni 2021 in opdracht van NTP Zevenaar een opgraving - variant archeologische begeleiding uitgevoerd in het centrum van Groessen (gemeente Duiven). De straten Dorpstraat, Achtergaardsestraat, Sint Jozefstraat, Kerkakkers en Tempelstraat zijn opnieuw ingericht door NTP Zevenaar. Hierbij is onder andere het huidige riool vervangen door een nieuw gescheiden systeem waarbij het afvalwater gescheiden wordt van het hemelwater. Het hemelwater zal voortaan worden opgevangen in een infiltratiesysteem op basis van steenwol. Naast de rioolvervanging in de genoemde straten is op het terrein van de basisschool aan de Catrijnestraat (IKC Johannes) een nieuw infiltratiesysteem gerealiseerd waarvoor een put gegraven moest worden van circa 32 bij 7 m en 2 m diep.In de ondergrond van het plangebied ligt een rivierduin. Op basis van de aanwezigheid van dit rivierduin gold voor het plangebied een algemene archeologische verwachting voor vuursteenvindplaatsen uit het Mesolithicum – Neolithicum, nederzettingsresten uit de Bronstijd – Romeinse tijd en restanten van bewoning van het dorp Groessen uit de Vroege en Late Middeleeuwen. De Rijn ligt ten zuiden van het plangebied. Langs de rivier is na de Romeinse tijd, tussen de 5e eeuw een brede oeverwal gevormd. Bij hoog water kon water over de laagste plekken in de oeverwal stromen, waarbij crevassegeulen ontstonden. Ter hoogte van het plangebied zouden twee vroegmiddeleeuwse crevassegeulen aanwezig zijn met een tussenliggende oeverzone. In de oeverzone werden resten verwacht van bewoning uit de Vroege en Late Middeleeuwen. Daarnaast werden er specifieke complextypen en elementen verwacht: oude straatniveaus ter plaatse van de Dorpstraat, Achtergaardsestraat, Kerkakkers en in het noordelijke deel van de Tempelstraat, afval/dumplagen in de crevassegeulen ter hoogte van de middeleeuwse bewoningskern/zones, restanten van een smederij uit de 19e eeuw in het noordelijke deel van de Tempelstraat en resten van een bruggetje/voorde op de splitsing Heiliglandsestraat-Dorpstraat-Achtergaardsestraat en de Kerkakkers.Omdat bij de benodigde graafwerkzaamheden de bodem tot 2 à 3 m diep werd ontgraven en daarbij het archeologische bodemarchief zou worden aangetast diende onderhavig archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden, met als doel een inventarisatie, karakterisering en documentatie van de aan- en/of afwezigheid van archeologische waarden. De belangrijkste vraagstelling van het onderzoek betrof het toetsen van de archeologische verwachting: zijn binnen het plangebied archeologische resten aanwezig?Het archeologisch onderzoek heeft bevestigd dat het plangebied inderdaad ter hoogte van een rivierduin ligt. Bij overstromingen van de Oude Rijn in de Middeleeuwen is de top van het rivierduin geërodeerd en zijn oeverafzettingen afgezet die een oeverwal vormden. De erosie van het rivierduin is waarschijnlijk ook de reden waarom in het plangebied geen sporen of vondsten ouder dan de Middeleeuwen zijn aangetroffen (met uitzondering van een enkele verspoelde scherf uit de Romeinse tijd).De loop van de twee middeleeuwse crevassegeulen is gereconstrueerd. Hoewel de crevassegeulen voorafgaand aan het archeologisch onderzoek werden bestempeld als mogelijke dumpzones voor huishoudelijk afval, zijn geen dumplagen aangesneden. Wel zijn er verspoelde vondsten aangetroffen zoals aardewerk en dierlijk bot.In het middeleeuwse oeverpakket zijn tenminste twee fases te onderscheiden. Het oudste pakket dateert uit de 5e tot 10e eeuw en het jongste pakket uit de 12e tot 14e eeuw. Na de bedijking van de Liemers aan het begin van de 14e eeuw stopte de aanwas van nieuw sediment en eindigde de ontwikkeling van de oeverwal.Het archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat de oeverwal, ondanks de stelselmatige overstromingen, vanaf de 9e of 10e eeuw werd bewoond. De aangetroffen sporen behoren tot één of verschillende middeleeuwse erven. Er is een boomstamput opgegraven en er zijn paalsporen en kuilen onderzocht. Het onderzoek van botanische monsters heeft aangetoond dat men de beschikking had over verschillende graansoorten, noten en kruiden. Ook zal er vis en vlees zijn gegeten. In een afvalkuil zijn visschubben aangetroffen en de meest voorkomende diersoorten binnen het botcomplex betreffen runderen en varkens. De vondst van een hoefijzer en paardenbotten duidt op de aanwezigheid van paarden. Deze dieren maakten geen deel uit van het menu, maar werden gebruikt in het dagelijks leven, als lastdier of voor transport. Het gevonden aardewerkcomplex laat een voor de Middeleeuwen gebruikelijk beeld zien: zowel lokaal geproduceerd handgevormd kogelpotaardewerk, als aardewerk dat geïmporteerd is uit Duitse productieplaatsen.Hoewel men in de Middeleeuwen start met het bedijken van de rivieren, zijn er in deze periode nog regelmatig overstromingen. Dat is waarschijnlijk ook de reden waarom het plangebied na de 13e eeuw -mogelijk na een grote overstroming- verlaten wordt als woonlocatie. Er zijn aanwijzingen dat de bewoning in Groessen zich dan concentreert in het gebied ten noordwesten van de (12e-eeuwse) kerk. In en na de Middeleeuwen is daar grond opgebracht op een rivierduin waardoor een opgehoogde woongrond is ontstaan, die de oorsprong vormt van de huidige kern van Groessen. In het plangebied zelf zijn geen aanwijzingen voor 13e-17e-eeuwse bewoning (bewoningsporen of antropogene ophogingspakketten). Waarschijnlijk lag het plangebied buiten de 13e-eeuwse opgehoogde woongrond en was het terrein toen in gebruik als akkerland.Groessen had vanaf de 16e eeuw een dorpsschool. In de 16e eeuw is dit een pastorieschool naast de kerk. De school stond ten westen van het plangebied en het gebouw zal tot in de 19e eeuw bestaan hebben, samen met een ander (18e-eeuws) bijgebouw ten zuiden van de kerk. De bakstenen funderingen van het bijgebouw zijn aangetroffen in de Tempelstraat. Waarschijnlijk is het bijgebouw in de 19e eeuw gesloopt. Ook de pastorieschool is in de 19e eeuw (rond 1860) gesloopt en volledig herbouwd. Het nieuwe schoolgebouw lag aan de toen nog niet geplaveide Dorpstraat en is in de 20e eeuw afgebroken (eind jaren ’40). Bij het archeologisch onderzoek zijn in de Tempelstraat enkele funderingen, spaarbogen en binnenmuren van het 19e-eeuwse schoolgebouw aangetroffen. Het betreft bakstenen funderingen die op hun beurt op houten palen en planken zijn geplaatst. Er zijn diverse fragmenten bouwmateriaal gevonden, zoals leisteen (dakbedekking) en tufsteen. Deze kunnen afkomstig zijn van de oude pastorieschool (uit de 16e-18e eeuw) of het 18e-eeuwse bijgebouw bij de kerk.In de nabijheid van de school heeft in de 19e eeuw een smederij gestaan. Er zijn echter geen resten van de smederij of aan de smederij gerelateerde vondsten aangetroffen. Mogelijk lag de smederij net buiten het onderzoeksgebied. In het noorden van het plangebied werd verwacht een brug of voorde aan te treffen. Deze is niet gevonden. Wel is in het zuiden van het plangebied een sloot aangesneden. Deze was beschoeid met aangepunte houten palen. In de sloot is een bakstenen duiker aangetroffen, bestaande uit een bakstenen vloer met booggewelf. Het gewelf is circa 1,10 m hoog en 0,8 m breed. De duiker is waarschijnlijk in de 18e eeuw gebouwd en was ook in de 19e eeuw in gebruik. In de 18e eeuw lag de duiker nog midden in de sloot en zal tevens de functie van brug gehad hebben. In de 19e eeuw is de sloot gedempt en de straat Kerkakkers gerealiseerd. De duiker lag vervolgens niet meer midden in de sloot, maar werd nog wel gebruikt als ondergrondse verbinding tussen de twee sloten aan weerszijden van de Kerkakkers, zoals te zien is op het Bonneblad uit 1865-1930. Aan het begin van de 20e eeuw, bij de ontwikkeling van de wijk en de realisatie van het riool, zijn de sloten opgeheven en verloor de duiker zijn functie.