Op basis van het bureauonderzoek is vastgesteld dat het plangebied op een dekzandrug of -
welving ligt, op een relatief korte afstand van een beekdal. Dit landschap dat zich heeft gevormd in
het Laat-Pleistoceen was sinds de vorming ervan aantrekkelijk voor bewoning. De archeologische
verwachting op sporen uit de periode Laat Paleolithicum-Late Middeleeuwen is daarom hoog. Deze
verwachting wordt versterkt door het aanwezigheid van vindplaatsen in de buurt van het
plangebied waar complexen uit de IJzertijd, de Romeinse Tijd, de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd
liggen. Het plangebied is onbebouwd op de oudst geraadpleegde kaart uit 1811-1832, maar
aangezien in de buurt van het plangebied vindplaatsen bekend zijn uit de Nieuwe Tijd, kan de
aanwezigheid van bebouwingsresten uit deze tijd voor het plangebied niet worden uitgesloten. De
verwachting op archeologische resten uit de Nieuwe Tijd wordt daarom ook hoog. Ter plaatse van
de bebouwing is de ondergrond tot 80 cm -Mv verstoord door de fundering.