De verwachte natuurlijke holtpodzolgrond is in het hele plangebied verstoord door de omzetting van het oorspronkelijke bos naar heide en later weer terug naar bos (zie paragraaf 2.5). De verstoring reikt tot een diepte van 65-100 cm beneden maaiveld. Aangezien de bodem is verstoord, zijn eventueel aanwezige vuursteenvindplaatsen verloren gegaan. De lage verwachting uit het bureauonderzoek voor vuursteenvindplaatsen van jagers-verzamelaars uit het Midden-Paleolithicum tot en met Mesolithicum kan daarom gehandhaafd worden.Nederzettingsresten uit het Neolithicum tot en met de Nieuwe tijd bestaan niet alleen uit fragmenten aardewerk, maar ook uit diepere sporen zoals paalgaten en afvalkuilen. Deze sporen kunnen tot in de C-horizont reiken en zijn mogelijk nog intact. Gezien de diepte van de bodemverstoring wordt de kans klein geacht om nog intacte sporen aan te treffen voor zover deze al aanwezig zijn. In het terrein zijn geen reliëfverschillen waargenomen die duiden op de aanwezigheid van celtic fields en/of grafheuvels. Gezien de diepte van de bodemverstoring is de kans klein dat er resten van de ondergronds delen van eventueel aanwezige grafmonumenten intact zijn gebleven. Daarom kan de middelhoge verwachting uit het bureauonderzoek om archeologische resten uit de perioden Neolithicum tot en met de Vroege Middeleeuwen aan te treffen naar laag worden bijgesteld. De lage verwachting uit het bureauonderzoek voor de perioden Late-Middeleeuwen tot en met de Nieuwe tijd kan gezien de aangetroffen verstoring van de bodem gehandhaafd blijven.Op grond van de resultaten van het onderzoek acht Archeodienst BV een archeologisch vervolgonderzoek niet noodzakelijk.

Date: 2013-10-04 (uitvoering)