In december 2013 heeft in plangebied Achterweg te Berlicum (gemeente Sint-Michielsgestel) een archeologische opgraving plaatsgevonden. Aanleiding tot het onderzoek is het voornemen om in het plangebied woningen te realiseren. De bouw van woningen zou eventuele archeologische resten in de ondergrond kunnen aantasten. Het onderzoek is uitgevoerd door BAAC bv in opdracht van Muller Bouw. Bevoegde overheid inzake dit project is de gemeente Sint-Michielsgestel. Voorafgaand aan de opgraving is vastgesteld dat zich in het plangebied een vindplaats uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd moet bevinden. De vindplaats is omschreven als een huisplaats met erf. Omdat onderzoek naar boerderijerven uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd nog nauwelijks heeft plaatsgevonden, was het van belang om, indien geen behoud in situ kon plaatsvinden, nader onderzoek in het plangebied uit te laten voeren. Bovendien zou dan ook onderzocht kunnen worden of ook hier sprake is van een transformatieproces, waarbij bewoning van de dekzandruggen zich verplaatst naar lager gelegen gebieden.Uit de bestudering van de bodemopbouw is naar voren gekomen dat in het plangebied een veldpodzol aanwezig is. De vindplaats bevindt zich in een dekzandvlakte, direct ten noordoosten van een dekzandrug. Het plangebied is vanaf de 13e eeuw ontgonnen door ophoging met grond die is vrijgekomen bij de egalisatie van de dekzandrug. Na de ontginning is het plangebied deels gebruikt als landbouwgrond, maar ook deels als woongrond. Het cultuurdek heeft er voor gezorgd dat de sporen en vondsten buiten het bereik van de ploeg zijn gebleven. Vervolgens is in dekzandvlakte in de 17e eeuw een boerderijerf met bijbehorende gronden gesticht. Dit erf heeft tot halverwege de 20e eeuw gefunctioneerd waarna het in onbruik is geraakt. Na 1950 is het plangebied geëgaliseerd door middel van afgraving. Hierbij is het cultuurdek omgezet en zijn restanten van de boerderij verwijderd. Ook zijn grote, diepe kuilen gegraven waarin (puin)afval is gedumpt. Een groot deel van de archeologische resten is echter goed geconserveerd gebleven. Na de egalisatie heeft zich in het plangebied een boomkwekerij gevestigd.Tijdens de opgraving zijn bijna 700 archeologisch relevante sporen aangesneden waaronder paalsporen, kuilen, waterputten, muurwerk, greppels en karrensporen. De overige sporen kunnen worden onderverdeeld in spitsporen, grondverbeteringssporen, natuurlijke en recente verstoringen. Het merendeel van de sporen is toegewezen aan structuren. Op basis van het vondstmateriaal is vast komen te staan dat een klein deel van de antropogene sporen in de late middeleeuwen en het begin van de nieuwe tijd gedateerd kan worden (fase 1). Het betreffen twee bijgebouwen, twee greppels met bijbehorende hekwerken en mogelijk een derde greppel. Het merendeel van de sporen dateert echter uit de periode vanaf de 17e eeuw met de nadruk op de 18-20e eeuw (fase 2). Tot fase 2 worden het hoofdgebouw met potstal, enkele bijgebouwen, een cluster kuilen, waterputten en greppels gerekend. Opvallend is dat van het hoofdgebouw weinig sporen zijn teruggevonden. Het meest in het oog springende spoor is de potstal. Muurwerk werd nauwelijks aangetroffen en ook zijn geen resten van de kelder aangesneden.Het vondstmateriaal bestaat uit aardewerk, bouwkeramiek, dierlijk bot, glas, hout, kunststof, metaal en natuursteen. Dit materiaal is verspreid over het plangebied aangetroffen, maar concentreert zich rondom de boerderij. Een aanzienlijke hoeveelheid vondsten is in nabijgelegen greppels en buiten gebruik geraakte waterputten gevonden. Met name het aardewerk, en in mindere mate glas, geeft een goed beeld van welke voorwerpen door de bewoners werden gebruikt. Voorwerpen voor opslag, maar ook eet- en drinkgerei nemen hierin een aanzienlijke plaats in. Het gebruik van een ton in één van de waterputten is bijzonder aangezien tonnen meestal in stedelijke contexten voorkomen. Bovendien is het hout hiervan afkomstig uit Oost-Polen of Wit-Rusland.Concluderend kan worden vastgesteld ook hier een transformatieproces heeft plaatsgevonden. De middeleeuwse nederzetting op de dekzandrug is in de late middeleeuwen verplaatst naar het gebied op de overgang van dekzandrug naar dekzandvlakte. De westelijke rand van het plangebied is in die periode deels bewoond geweest, maar was grotendeels als landbouwgrond in gebruik. Vervolgens is de bewoning in de 17e eeuw naar het oosten toe verschoven waarbij men in de laaggelegen dekzandvlakte terecht kwam. Hier bleef men tot halverwege de 20e eeuw wonen.
Date Submitted: 2016-05-23
Files not yet migrated to Data Station. For access to these files, please contact DANS at info@dans.knaw.nl.
Veldfoto's worden nagestuurd via WeTransfer