MJPO Maanschoten, gemeente Barneveld

DOI

ADC ArcheoProjecten heeft in december 2014 en januari 2015 een bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek uitgevoerd op de locatie Maanschoten in Barneveld (afb. 1 en 2). Aanleiding is de voorgenomen aanleg van een faunatunnel onder het spoor en een natuurbrug over de Rijksweg A1. De werkzaamheden zijn onderdeel van het MeerJarenProgramma Ontsnippering (MJPO), dat als doel heeft de versnippering van natuur en landschap door rijksinfrastructuur op effectieve wijze op te lossen.Volgens de archeologische verwachting die uit het bureauonderzoek naar voren kwam werd in de diepere ondergrond van het plangebied dekzand (Formatie van Boxtel, Laagpakket van Wierden) verwacht. In de top van dit pakket konden archeologische resten voorkomen vanaf in potentie het Laat-Paleolithicum. Op basis van de vele archeologische waarnemingen en het drietal archeologische monumenten 750 m ten zuidwesten van het plangebied werden met name archeologische resten uit het Mesolithicum tot en met de Bronstijd verwacht. De verwachting was dat het dekzand in het gehele gebied afgedekt zou zijn door stuifzand (Formatie van Boxtel, Laagpakket van Kootwijk). In het stuifzand konden archeologische resten voorkomen vanaf de Late Middeleeuwen. De kans hierop werd echter zeer klein geacht.Teneinde de archeologische verwachting te toetsen en aan te vullen werd in het plangebied een verkennend booronderzoek uitgevoerd. Hierbij werd vastgesteld dat, conform verwachting, in het gehele plangebied de natuurlijke ondergrond uit dekzand (Formatie van Boxtel, Laagpakket van Wierden) bestaat, dat wordt afgedekt door een pakket stuifzand.De mate van intactheid van de top van het dekzand varieert binnen het plangebied. In het merendeel van de boringen zijn geen sporen van bodemvorming gevonden. Hier is derhalve onbekend hoeveel exact van het originele dekzandprofiel geërodeerd is door de latere verstuivingen, maar door het gebrek aan podzolering, kan aangenomen worden dat het minimaal 40 cm is. Opvallend genoeg zijn dit juist de locaties waar het dekzand relatief laag gelegen is ten opzichte van NAP. In 25 boringen is sporen van een begraven podzolbodem herkend. In het merendeel van deze boringen was alleen de onderkant hiervan aanwezig in de vorm van een B-horizont. In elf boringen was er sprake van een compleet podzolprofiel.In boring 63 is in de A-horizont van het dekzand houtskool aangetroffen. Houtskool wordt in het algemeen beschouwd als een secundaire indicator. Het kan duiden op een archeologische vindplaats, maar in geval van het ontbreken van andere aanwijzingen kan een natuurlijke oorsprong niet worden uitgesloten. Hierbij moet worden opgemerkt dat het materiaal is aangetroffen tijdens het verkennend booronderzoek, dat niet als doel had het opsporen en begrenzen van archeologische vindplaatsen.In 63 van de 70 boringen is op het dekzand een scherpe grens zichtbaar tussen het dekzand en het bovenliggende stuifzandpakket(Formatie van Boxtel, Laagpakket van Kootwijk). De dikte van het stuifzand is als gevolg van duinvorming ontstaan en manifesteert zich duidelijk in het landschap. In het pakket zijn echter geen aanwijzingen voor archeologische resten aangetroffen. In de top van het stuifzand, dat zich aan het maaiveld bevindt, heeft zich een slecht ontwikkelde podzolbodem gevormd.Samenvattend kan gesteld worden dat eventueel aanwezige archeologische resten zich in de top van het intacte dekzand zullen bevinden. Met name in het centrale deel van het plangebied is alleen de C-horizont van het dekzand aanwezig; hier worden terzijde van diep ingegraven archeologische sporen geen intacte archeologische resten meer verwacht. Op de locaties waar het dekzand vanaf de BC- en B-horizont aanwezig is, wordt geen intact vondstniveau meer verwacht, maar zal het eventuele sporenniveau nog aanwezig zijn. In met name het noordelijke en zuidelijke deel is het dekzand waarschijnlijk geheel intact; hier zal een eventueel archeologisch vondst- en sporenniveau in onverstoorde toestand aanwezig zijn. In het stuifzand worden geen archeologische resten verwacht.ADC ArcheoProjecten adviseert om in de gebieden waar in ieder geval een intacte BC-horizont van het dekzand aanwezig is een inventariserend veldonderzoek uit te voeren door middel van het aanleggen van proefsleuven (IVO-P). Het doel van dit onderzoek is het onderzoeken van de gaafheid, omvang, datering en conservering van mogelijk aanwezige archeologische resten.Aanbevolen wordt om in ieder geval in het zuidelijke deel, ter hoogte van de houtskoolvondst in boring 63, en het noordelijke deel enkele proefsleuven aan te leggen. De hier aanwezige A-horizont van het dekzand dient gezeefd te worden over een zeef met een maaswijdte van 3 mm voor de eventuele aanwezigheid van vuursteenvindplaatsen.

Een Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/DANS-X6A-SGVE
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/DANS-X6A-SGVE
Provenance
Creator J.A.G. van Rooij
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor M.G. Nieuwenhuijsen; ADC ArcheoProjecten
Publication Year 2017
Rights CC-BY-4.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Contact M.G. Nieuwenhuijsen (ADC ArcheoProjecten)
Representation
Resource Type Dataset
Format text/xml; application/pdf
Size 9083; 8463; 985; 4480; 3948439
Version 1.0
Discipline Humanities