Plangebied Uitbreiding Rijnlands Lyceum te Wassenaar, gemeente Wassenaar ; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek)

DOI

In opdracht van Stichting Het Rijnlands Lyceum heeft RAAP in mei-juni 2021 een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek) uitgevoerd voor het plangebied Uitbreiding Rijnlands Lyceum te Wassenaar . Het onderzoek vond plaats in het kader van een voorgenomen wijziging van het bestemmingsplan. De plannen bestaan uit de uitbreiding van het Rijnlands Lyceum met een nieuwe vleugel. Hiervoor zijn drie principemodellen opgesteld voor een plangebied van circa 1.800 m2. Circa 80% van het plangebied wordt bebouwd. Een strook aan het water, in de noordoosthoek van het plangebied, wordt niet bebouwd. De exacte diepte van de voorgenomen graafwerkzaamheden is nog niet bekend. Waarschijnlijk wordt de nieuwbouw op funderingspalen geplaatst.Op basis van het bureauonderzoek werd verwacht dat het plangebied op de flank van een strandwal ligt, waardoor een middelhoge archeologische verwachting voor de periode neolithicum-Romeinse tijd is opgesteld in het geval dat in het plangebied een goeddeels intacte bodemopbouw met ontkalkte en/of humeuze niveaus in Oude Duin- of Strandafzettingen aanwezig is. Op basis van het bureauonderzoek is gereconstrueerd dat in het plangebied in ieder geval in de periode voorafgaand aan de vroege middeleeuwen C veenvorming heeft plaatsgevonden. Direct ten noorden van het plangebied is bij bouwwerkzaamheden in de jaren ’50 een handboog met menselijke resten uit de periode 750-900 na Chr. op en in het veen aangetroffen. Waarschijnlijk betreft dit echter een ‘toevalsvondst’ en in principe bestaat voor deze drassige milieus een lage archeologische verwachting voor bewoning en andere vormen van intensief landgebruik. In het geval met veen met een veraarde top was mogelijk sprake van een verbeterde ontwatering. Indien het geval, bestaat zeker ook gezien de vondst van deze resten direct ten noorden van het plangebied een middelhoge archeologische verwachting voor archeologische resten uit de vroege middeleeuwen. Ondanks de ligging van het plangebied op voormalige grond van buitenplaats Backershagen, worden op basis van de geraadpleegde historische kaarten niet direct overblijfselen van gebouwen uit de nieuwe tijd (16e -19e eeuw) in het plangebied verwacht. Mogelijk waren op basis van het bureauonderzoek wel nog resten van de toegangsweg uit de 19e-vroege 20e eeuw in het plangebied te verwachten.Op basis van de verkennende boringen blijkt de ondergrond in het noordelijk deel van het plangebied tot 120-170 cm –mv verstoord (boringen 1, 2 en 6). De verstoringen reiken tot in de Oude Duinafzettingen. Lagen veen, getijdeafzettingen van het Laagpakket van Walcheren en mogelijk Jonge Duinafzettingen blijken niet (meer intact) in deze boringen aanwezig. Op basis van deze waarnemingen en de diepteligging van de bovenkant van deze lagen (circa 0,2-0,7 m lager in NAP dan in duinafzettingen met een intacte top in de omgeving) lijkt het Oude Duinlandschap in boringen 1, 2 en 6 afgetopt. In de duinafzettingen, alsmede in de hieronder gelegen mogelijke strandwal - en strandafzettingen, zijn geen humeuze lagen of andere tekenen voor de aanwezigheid van potentiële archeologische niveaus aanwezig. Daarnaast zijn geen lagen aangetroffen die in verband kunnen worden gebracht met antropogene aanwezigheid (anders dan de verstoringen boven de Oude Duinafzettingen). Hoewel dieper gelegen (overstoven) potentiële archeologische niveaus in duinafzettingen niet altijd als dusdanig door bodemvorming te herkennen zijn, zijn tijdens het veldonderzoek geen lagen met een verhoogde kans op archeologische sporen of resten aangetroffen. Hierdoor lijkt de kans relatief klein dat in het plangebied archeologische sporen of resten uit de periode neolithicum-Romeinse tijd aanwezig zijn. Er zijn geen lagen aangetroffen waarvoor een archeologische verwachting bestaat voor in situ resten uit de periode vroege middeleeuwen-nieuwe tijd. Hoewel de exacte diepte van de graafwerkzaamheden voor de uitvoering van een van de dr ie principemodellen nog niet duidelijk is, bestaat er wel een kans dat (plaatselijk) intacte Oude Duinafzettingen (vlakdekkend) worden geroerd.Feitelijk kunnen op basis van het veldonderzoek geen uitspraken worden gedaan over de natuurlijke bodemopbouw in de zone waar de C-vleugel van de school in het verleden is opgetrokken: alle vijf boringen die hier zijn uitgevoerd zijn op puin gestuit. Op basis van oude bouwtekeningen blijkt dat de funderingen van deze vleugel echter tot 80 cm –mv op funderingspalen waren geplaatst, terwijl kruipruimtes met een laag schoon zand tot 95-120 cm –mv zijn aangelegd. In boring 3 (de diepst doorgezette gestuite boring) is de bodem minimaal tot 150 cm –mv verstoord. Op basis van deze informatie zal de bodemopbouw op zijn minst tot op hetzelfde niveau zijn verstoord dan in boringen 1, 2 en 6 en wellicht (op zijn minst plaatselijk) dieper.Op basis van de resultaten van dit onderzoek blijkt de kans relatief klein dat in het plangebied archeologische resten bedreigd worden.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-xyb-sxjz
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/dans-xyb-sxjz
Provenance
Creator D. Peeters
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor A.M. Brinkman; RAAP Archeologisch Adviesbureau BV
Publication Year 2021
Rights CC-BY-4.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Contact A.M. Brinkman (RAAP Archeologisch Adviesbureau BV.)
Representation
Resource Type Dataset
Format text/xml; application/vnd.oasis.opendocument.spreadsheet; application/pdf; application/octet-stream
Size 10285; 22601; 10040; 2901; 7362; 5870993; 22343
Version 2.0
Discipline Humanities