In september 2015 heeft Antea Group een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek heeft bestaan uit een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (verkennende fase). Dit in het kader van een bestemmingsplanwijziging van het plangebied Mozaïek aan de Burgemeester Canterslaan te Oisterwijk. Voor de ontwikkeling dient het bestemmingsplan te worden gewijzigd. In het kader van deze wijziging worden diverse deelonderzoeken uitgevoerd, waaronder archeologie. Het plangebied ligt binnen de historische kern van de gemeente Oisterwijk. Bij bodemingrepen groter dan 50 m2 en dieper dan 0,3 m onder maaiveld geldt een gemeentelijke onderzoeksplicht (Waarde – archeologie 1). In eerste instantie is een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek – boringen voor het gehele bestemmingsplangebied uitgevoerd. Op basis van dit onderzoek kan worden bepaald of vervolgonderzoek noodzakelijk is op de plaatsen waar daadwerkelijk bodemingrepen plaatsvinden.Op basis van het archeologisch onderzoek worden binnen het plangebied geen bewoningsresten verwacht. Het plangebied is te nat geweest voor bewoning. Mogelijk is één boring gestuit op resten van een weg die tot de jaren ’50 van de vorige eeuw heeft gefunctioneerd. Wel is het mogelijk om binnen het plangebied, met name ter hoogte van de voormalige beekloop in het oosten, losse vondsten of depositievondsten aan te treffen. Deze sporen kunnen echter niet met een karterend booronderzoek of proefsleuvenonderzoek worden opgespoord. Op basis van deze constateringen wordt geen vervolgonderzoek voor archeologie geadviseerd. Verder archeologisch onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht. Het is aan de gemeente Oisterwijk om dit advies over te nemen of anders te beslissen middels een selectiebesluit. Voor vrijgegeven (delen van) plangebieden bestaat wel altijd de mogelijkheid dat er tijdens graafwerkzaamheden toch losse sporen en vondsten worden aangetroffen. Het betreft dan vaak kleine sporen of resten die niet door middel van een booronderzoek kunnen worden opgespoord. Op grond van artikel 53 van de Monumentenwet 1988 dient zo spoedig mogelijk melding te worden gemaakt van de vondst bij de Minister (de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed: telefoon 033-4217456). Een vondstmelding bij de gemeentelijk of provinciaal archeoloog kan ook.