Laagland Archeologie heeft in maart 2022 een Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek - verkennende fase uitgevoerd aan de Roekebosscheweg 3a te Wanneperveen. Het onderzoek vond plaats in verband met de ruimtelijke procedure rondom de sloop van twee bestaande loodsen en de bouw van een nieuwe loods.Het onderzoek is uitgevoerd conform de protocollen SIKB KNA 4002 en 4003.Het bureauonderzoek had tot doel een archeologisch verwachtingsmodel op te stellen. Centraal staat daarbij de vraag of en zo ja welke archeologische resten (complextype, datering, diepteligging en gaafheid) in het plangebied kunnen worden verwacht. Hiertoe zijn landschappelijke, archeologische en historische bronnen geraadpleegd.Het plangebied ligt op een dekzandrug. Ter plaatse is waarschijnlijk een veldpodzolbodem aanwezig met daarop vermoedelijk een veenpakket en een ophoogdek. Het veenpakket is in de loop van het Neolithicum gevormd en kon zich tot de laatmiddeleeuwse veenontginningen handhaven. In de omgeving komen resten uit het Laat-Paleolithicum voor. In de aangrenzende voormalige veengebieden zijn een drietal boomstamkano’s aangetroffen tijdens veenontginningen eind 19e eeuw. Het plangebied is onderdeel van een omgracht havezateterrein, waar in ieder geval rond 1620 sprake was van bebouwing. Vermoedelijk is bebouwing in het havezateterrein ouder, maar niet van vóór de 12e eeuwse veenontginningen in het gebied. De historische bebouwing heeft zich voor zover bekend steeds ten zuiden van het plangebied geconcentreerd. Er zijn geen aanwijzingen dat in het plangebied bebouwing is geweest tot in de laatste helft van de vorige eeuw. Dat sluit echter niet uit dat in het plangebied resten uit deze periode aanwezig zijn.Op basis van het bureauonderzoek geldt een hoge verwachting voor resten uit de periode Laat-Paleolithicum – Vroeg-Neolithicum, een middelhoge verwachting voor resten uit de periode Midden-Neolithicum -IJzertijd en een hoge verwachting voor resten uit de periode Late Middeleeuwen – Nieuwe Tijd. Resten uit de Vroege Middeleeuwen worden niet verwacht.Het uitgevoerde verkennende booronderzoek heeft tot doel het verwachtingsmodel te toetsen en zonodig aan te vullen. Hiertoe zijn verspreid over het toegankelijke deel van het plangebied verkennende boringen gezet. In dit stadium is verkennend booronderzoek de meest efficiënte onderzoekswijze om de archeologische potentie van het plangebied in kaart te brengen.Uit het verkennend booronderzoek blijkt onder een dikke opgebrachte laag in de meeste boringen sprake is van een intacte podzolbodem. In enkele boringen is een restveen pakket aanwezig. Dit betekent dat het plangebied kansrijk is voor archeologische resten. Indien de bodem dieper dan 80 cm -mv wordt geroerd dan is vervolgonderzoek in de vorm van een proefsleuvenonderzoek noodzakelijk om eventuele archeologische resten veilig te stellen. Indien bodemverstoring beperkt kan blijven tot 80 cm -mv dan worden archeologische resten niet bedreigd en adviseren we geen nader onderzoek. We adviseren het slaan of schroeven van funderingspalen toe te staan, mits de palen in rijen worden geplaatst en onderling tenminste 4 m uit elkaar liggen.Dit advies is overgenomen door de bevoegde overheid, de gemeente Steenwijkerland. De gemeente wordt hierin vertegenwoordigd door haar deskundige, de heer A. Vissinga.Mochten tijdens de werkzaamheden onverhoopt toch archeologische resten worden aangetroffen, of resten waarvan redelijkerwijze kan worden vermoed dat het om archeologische resten gaat, dan geldt op grond van de Erfgoedwet (art. 5.10) een meldingsplicht. Dit kan bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE, www.cultureelerfgoed).