In opdracht van Woningstichting Progrez heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau op 9 mei 2008 een bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd in verband met de voorgenomen nieuwbouwplannen aan de Damstraat 20-50 in de gemeente Dordrecht. Doel van dit onderzoek was eventueel aanwezige archeologische resten op te sporen en, voorzover mogelijk, een eerste indruk te geven van de kwaliteit (gaafheid en conservering), aard, datering, omvang en diepteligging ervan. Tijdens het veldonderzoek zijn 15 boringen verricht in twee noordwest-zuidoost georiënteerde raaien. In het hele plangebied bestaat de ondergrond uit het middeleeuwse ‘klei-op-veenlandschap’, dat nog grotendeels intact lijkt; geulen zijn niet aangetroffen. In enkele boringen zijn in de top van de klei-op-veenafzettingen brokjes veen en klei aangetroffen. Dit duidt zeer waarschijnlijk op landbouwactiviteiten (ploegen) in het gebied. In 3 boringen zijn afzettingen van de Sint-Elisabethsvloed aangetroffen (boringen 4, 5 en 15). Deze afzettingen zijn mogelijk een aanwijzing voor aanwezigheid van sloten, greppels, kuilen e.d., waarin de sedimenten in de voormalige Groote Waard zijn afgezet. Ten aanzien van alle sporen geldt dat deze dateren vóór de Sint-Elisabethsvloed, nagenoeg zeker uit de Late Middeleeuwen. Ter hoogte van de boringen 6, 11, 12 en 13 bevindt zich een duidelijke verhoging in middeleeuwse klei-op-veenlandschap. Er kon niet vastgesteld worden of de aard van het reliëf natuurlijk of antropogeen (een terp) is. In het plangebied dient rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van archeologische resten, met name in het westelijk deel ervan. Uit het veldonderzoek blijkt dat het ‘potentieel archeologisch niveau’ (het klei-op-veenlandschap/ middeleeuwse loopoppervlak) grotendeels intact aanwezig is. Er dient met name rekening gehouden te worden met aanwezigheid van sporen van landgebruik, verkavelingsstructuren en/of waterstaatkundige elementen (greppels). Mogelijk bevindt zich in het zuidwestelijk deel van het plangebied een losse huisplaats/-terpje: hier zijn enkele boringen aangetroffen met een afwijkende bodemopbouw. In algemene zin wordt dan ook aanbevolen om de bodemingrepen niet dieper te laten reiken dan de basis van het Merwededek (zie figuur 6). Indien diepere bodemingrepen plaats zullen vinden, is de kans zeer groot dat hierbij archeologische waarden zullen worden aangetast. De boringen met afwijkende -en mogelijk archeologisch significante- profielopbouw clusteren in het westelijk deel van het plangebied: een opduiking in het veen en enkele boringen met afzettingen van de Sint-Elisabethsvloed. Indien behoud van de het potentieel archeologisch niveau in deze specifieke zone niet mogelijk is bij de uitvoering van de ontwikkelingsplannen, wordt op grond van de resultaten van het bureau- en inventariserend veldonderzoek aanbevolen om in deze zone een vervolgonderzoek door middel van enkele zoeksleuven uit te laten voeren. Doel van dit onderzoek is om de aard en archeologische significantie van de aangetroffen fenomenen vast te stellen, waarbij het gaat om: - de veenopduiking ter hoogte van de boringen 6 en 11 t/m 13; - de Sint-Elisabethsvloed-afzettingen in de omliggende boringen (boringen 4, 5 en 15); - de klei- en veenbrokjes in de top van het klei-op-veenlandschap (boringen 4 en 11). Met betrekking tot de bevindingen van onderhavig onderzoek dient contact opgenomen te worden met het Bureau Monumentenzorg en Archeologie van de gemeente Dordrecht (drs. J. Hoevenberg).