In juli 2016 heeft Antea Group een archeologisch onderzoek uitgevoerd in voorbereiding op de werkzaamheden die zullen worden uitgevoerd bij een tweetal locaties in de gemeente Steenwijkerland en Weststellingwerf. De vervanging van twee leidingtracés brengen bodemverstorende werkzaamheden met zich mee waarbij mogelijk archeologische resten zullen worden vernietigd.In dit kader heeft RAAP in 2016 reeds een bureauonderzoek gevolgd door een inventariserend veldonderzoek middels verkennende boringen uitgevoerd voor beide locaties. Hierbij zijn op een aantal locaties (deels) intacte podzolprofielen dan wel andersoortige bodemvorming aangetroffen. Geconcludeerd is dan ook dat de kans bestaat dat zich op die locaties archeologische resten bevinden. Dientengevolge is geadviseerd om de betreffende locaties nader te onderzoeken middels een karterend booronderzoek, met als doel het bepalen van de aan- of afwezigheid van een archeologische vindplaats.Binnen zowel modificatie 19 als 29A is sprake van een al dan niet opgehoogd en/of met (rest)veen afgedekt dekzandgebied, waarin enig microreliëf is waar te nemen. Op een 12-tal locaties werd een (deels) intact podzolprofiel aangetroffen (met een E-, EB-, B-, en/of BC-horizont). De waargenomen bodemverstoring is veelal beperkt gebleven tot de bouwvoor en reikt tot op een diepte van 0,25 – 0,50 m – mv. Plaatselijk is de bodem echter tot op een diepte van 0,9 m – mv verstoord.Op basis van het karterende veldonderzoek kan worden geconcludeerd dat er binnen het plangebied geen sprake is van een vindplaats. Dientengevolge wordt aanbevolen om het plangebied voor wat betreft archeologie vrij te geven ten gunste van de voorgenomen maatregelen.
Antea Group Archeologie 2016/105
Issued: 2016-10-03