Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek ligt het plangebied op een ingesloten
strandvlakte die ooit overdekt is geweest met veen, waarop een laag klei uit de monding van de
Oude Rijn is afgezet en die vervolgens is overstoven met (duin)zand. Gedurende het Neolithicum
en de Bronstijd bevond het plangebied zich op een strandvlakte en vervolgens in een veenmoeras.
De strandvlaktes waren geen gunstige locaties voor bewoning, maar konden bij relatief droge
omstandigheden wel incidenteel gebruikt worden. Hierom geldt een middelhoge archeologische
verwachting voor de periode Neolithicum – Bronstijd. De kwelderafzettingen bestaande uit klei die
zijn afgezet op het veen in het plangebied hebben mogelijk bewoningsmogelijkheden gegeven
vanaf de Late IJzertijd. Deze zijn zuidelijker, en dichter bij de Oude Rijn, reeds aangetoond. De
verwachting op archeologische resten vanaf de IJzertijd is daarmee middelhoog. Ook de
verwachting op de aanwezigheid van archeologische resten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe
tijd is middelhoog. Het plangebied bevindt zich weliswaar op korte afstand van de ruïne van een
13e-eeuws kasteel, maar op basis van historische kaarten worden gerelateerde archeologische
resten niet direct in het plangebied verwacht. Het terrein strekte zich meer ten westen en noorden
van het kasteel uit. Het plangebied is in gebruik geweest als weiland vanaf in ieder geval de 19de
eeuw. Het kan echter niet worden uitgesloten dat er in het plangebied archeologische resten
aanwezig zijn die te relateren zijn aan het naastgelegen kasteel.