BAAC heeft een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) uitgevoerd in het plangebied Europalaan 9-11 te Rijen, gemeente Gilze en Rijen. Aanleiding voor het onderzoek is het plan nieuwbouw te realiseren. In het kader van het verkrijgen van een omgevingsvergunning, dient er een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek, verkennende fase, uitgevoerd te worden.Uit het bureauonderzoek blijkt dat voor het plangebied een middelhoge archeologische verwachting geldt op het aantreffen van archeologische resten uit de steentijd (complextype: jacht-/verzamelaarskampement). Voor de periode neolithicum tot en met de volle middeleeuwen geldt een hoge archeologische verwachting op het aantreffen van nederzettings- of begravingsresten. Specifiek worden er resten van een nederzetting uit de ijzertijd binnen het plangebied verwacht. Uit de periode vanaf de late middeleeuwen tot en met de nieuwe tijd geldt voor het gehele plangebied, met uitzondering van het zuidwestelijke deel, een lage archeologische verwachting. Het grootste deel van het plangebied is gedurende langere periode in gebruik geweest als (onbebouwd) akkerland. Wel komen binnen het plangebied mogelijk nog resten uit Tweede Wereldoorlog voor (bomkraters, stellingen, bakens). In het zuidelijke deel bestaat er een hoge verwachting op het aantreffen van resten van een boerderij met erf uit de 19e eeuw of eerdere perioden.Uit de resultaten van het veldonderzoek blijkt dat het plangebied in z’n geheel op een dekzandrug ligt, waarop in 9 van de 14 boringen nog een restant van een plaggendek zichtbaar is onder een puinrijk grinddek. In de overige boringen is geen plaggendek meer aangetroffen. De top van het dekzand komt voor vanaf 50 cm –mv en loopt in noordoostelijke richting van nature geleidelijk aan af. In het centrale deel van het plangebied komen min of meer intacte humuspodzolen voor. Naar de randen van het plangebied toe neemt de aftopping van het dekzand toe. In boring 6 is de top van het dekzand deels afgetopt tot in de BChorizont.In vrijwel alle boringen met (deels) intacte bodems wordt een licht vlekkerige A-/B-horizont in de top van het dekzand aangetroffen. Deze licht vlekkerige laag komt direct onder het plaggendek voor en betreft mogelijk een oudere akkerlaag. In de boringen aan de randen van het plangebied is de bodem tot (ver) in de C horizont verstoord als gevolg van recente grondwerkzaamheden.Op basis van de veldresultaten kan de middelhoge tot hoge archeologische verwachting op het aantreffen van archeologische resten vanaf het laatpaleolithicum tot en met de volle middeleeuwen voor het zuidelijke en centrale deel van het plangebied gehandhaafd blijven. In het zuidwestelijke deel bestaat een hoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten uit de late middeleeuwen tot en met de nieuwe tijd. Archeologische resten worden vanaf 50 cm –mv verwacht. De randzones hebben een lage archeologische verwachting voor alle perioden toegekend gekregen.BAAC adviseert om voor de gebieden met een middelhoge tot hoge archeologische verwachting een vervolgonderzoek uit te voeren door middel van een proefsleuvenonderzoek. Dit onderzoek heeft als doel eventueel aanwezige vindplaatsen binnen het plangebied te karteren, en indien aanwezig, tevens te waarderen. Het proefsleuvenonderzoek dient voorafgegaan te worden door het opstellen van een Programma van Eisen.