InleidingIn opdracht van het Waterschap Roer en Overmaas (thans Waterschap Limburg) zijn diverseherinrichtingsmaatregelen in het beekdal van de Geleenbeek nabij Munstergeleen (gemeenteSittard-Geleen) archeologisch begeleid door RAAP. Het gaat hierbij om highlight 18 van hetproject Corio Glana. Daarnaast werden ook gelijktijdig aan de herinrichtingswerkzaamheden, opverzoek van de gemeente Sittard-Geleen, de aanleg van een nieuwe riool en bergbezinkbassinarcheologisch begeleid. Een bekende vindplaats in het plangebied, een mogelijke Romeinseafvaldump, werd tevens alvorens de civiele werkzaamheden werden uitgevoerd, middelsproefsleuvenonderzoek onderzocht. Voorafgaand aan de begeleiding is een Plan van Eisenopgesteld voor het archeologisch veldonderzoek dat is goedgekeurd door de gemeente SittardGeleen. Het veldwerk vond gefaseerd plaats in de periode juli 2016 tot juni 2017.Het archeologisch onderzoek betreft dus een archeologische begeleiding van deinrichtingswerkzaamheden. Dit betekent dat alleen dat deel archeologisch wordt onderzochtdat door de werkzaamheden wordt verstoord. Hierdoor was het archeologisch onderzoek inoppervlakte beperkt waardoor het karakter van de aangetroffen archeologische vindplaatsen zichvaak lastig laten duiden. Ondanks deze beperkingen is toch heel wat informatie inzake de (hiertoch wel rijke) bewonings- en gebruiksgeschiedenis verkregen.ResultatenTijdens het archeologisch onderzoek zijn op tien locaties archeologische vindplaatsenaangetroffen. Deze dateren uit de Vroege t/m Midden-IJzertijd, Romeinse tijd en Vroege t/m VolleMiddeleeuwen, en betreffen zowel nederzettingsresten als beekdalgerelateerde vindplaatsen.Er zijn in het plangebied geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van nederzettingendie dateren vóór de IJzertijd. Losse vondsten uit het Neolithicum, kunnen als zwerfvuil beschouwdworden van de neolithische nederzettingen die aanwezig zijn hoger op de lösswand. Het lagergelegen beekdal was wellicht in gebruik voor andere doeleinden (zoals jacht, watervoorziening,afvaldumps).Bewoningsresten zijn wel aangetroffen voor de periode Vroege t/m Midden-IJzertijd, opvier locaties binnen het plangebied (vindplaatsen 2, 3, 7 en 10). Ook buiten het plangebiedzijn gelijkaardige vindplaatsen bekend. De bewoning vond plaats op de nog relatief drogeoeverafzettingen in het beekdal, en daarbuiten, op de lösswand. De nederzettingen maken deel uitvan een groter en omvangrijker cultuurlandschap met daarin verspreid liggende boerenerven.Uit de Romeinse tijd zijn nederzettingsresten (vindplaatsen 1 en 3) aangetroffen die zich situerenaan de rand van een Romeins AMK-terrein, een Romeins villaterrein (AMK monumentnr. 8401). Deze bevinden zich nog net op een lösswand. In het beekdal werd een vondstlaag aangetroffenmet Romeinse dakpanfragmenten, en er werden ter plaatse van vindplaats 1 ook slakken enlaat-Romeinse munten aangetroffen. Vermoedelijk vonden dicht bij de beek dan ook meerambachtelijke activiteiten plaats (ovens, metaalbewerking).Uit de Merovingische en Karolingische periode zijn nagenoeg geen archeologische restenaangetroffen in en in de directe omgeving van het plangebied. Nadat de Romeinse bewoningverdween was het cultuurlandschap vermoedelijk overgeleverd aan de natuur. In de 11e eeuwlijkt het (plan)gebied herontgonnen te worden. Het ontstaan van de middeleeuwse nederzetting(vindplaats 1) – ongeveer in het midden van de 11e eeuw – aan een brug over de Geleenbeek(vindplaats 9) die net iets ouder is als de nederzetting, kan dan ook gekaderd worden in deontginningsgolf die toen gangbaar was. De nederzetting is vermoedelijk ‘gesticht’ om de directeomgeving te ontbossen en er cultuurland van te maken. In tegenstelling tot eerdere periodenzijn er voor de middeleeuwen in het plangebied wel aanwijzingen in de vaak lokale ontgravingengevonden dat het beekdal is ingericht: naast de genoemde beekovergang (vindplaats 9) werdenook beschoeiingen en/of hekwerk aangebracht (vindplaatsen 4, 5B, 8?, 9). Op de overgangvan de Vroege naar de Volle Middeleeuwen en zeker in de Volle Middeleeuwen is er hier eendivers cultuurlandschap ontstaan met bewoning op de rand van het beekdal. Van hieruit was ergemakkelijke toegang naar de akkers (hogere gebiedsdelen) en de graasweiden voor het vee(beekdal). Deze nederzetting kende haar bloeiperiode in de 2e helft van de 11e en de 12e eeuw, enis waarschijnlijk in de 13e eeuw verlaten, waarschijnlijk doordat deze onleefbaar was geworden(overstromingsgevaar van de Geleenbeek en van colluvium). De bewoning beperkte zich daarnaalleen aan de andere zijde van de Geleenbeek (dorp Munstergeleen). Het plangebied werdgebruikt voor andere doeleinden: het grazen van vee (weiland) en de drogere landschapsdelen alsakker, zoals ook historisch kaartmateriaal laat zien.AdviesIn §11.2 worden concrete adviezen gegeven met betrekking tot de onderzochte delen van hetplangebied. Samengevat gelden de volgende adviezen:- pleistocene afzettingen (löss): vrijgeven. Aanwezige archeologische resten zijn in kaart gebrachten opgegraven;- ook de zones die verstoord zijn kunnen worden vrijgegeven;- colluvium, holocene beekafzettingen: handhaven dubbelbestemming archeologie.Archeologische resten kunnen nog op een dieper niveau dan de (X, Y, Z van de uitgevoerde)werkzaamheden aanwezig zijn. Bij toekomstige bodemingrepen wordt vervolgonderzoekaanbevolen. Geadviseerd wordt dat deze zone wordt opgewaardeerd naar beleidscategorie 2 opde gemeentelijke verwachtingskaart omdat onderhavig onderzoek de archeologische potentievan het plangebied en de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen binnen het plangebiedheeft aangetoond.
Issued: 2019-06-02