De archeologische bureaustudie heeft aangetoond dat voor het onderzoeksterrein een hoge trefkans wordt verwacht op het aantreffen van archeologische resten. De mate van intactheid van de bodem is echter bepalend voor de kwaliteit van de eventuele archeologische resten. Het inventariserend veldonderzoek middels grondboringen heeft aangetoond dat er op het onderzoeksterrein sprake is van twee verschillende situaties. Aan de oostzijde bevindt zich onder de bouwvoor en een pakket opgebrachte grond, een deels intacte podzolbodem met een betrekkelijk dikke B-horizont.Aan de zuidzijde is de situatie anders. Aan de hand van de boorgegevens kan worden verondersteld dat zich op het terrein achter de bestaande schuur een dobbe bevindt. Een dobbe is een uitblazingsgat dat later, door de stijgende grondwaterspiegel, is opgevuld met veen. Op een zeker moment verdroogde de depressie, wellicht door een dalende grondwaterspiegel, waardoor het veen veraarde. Over dit veraarde veen is zand gestoven. In dit zand heeft zich een (zwakke) podzol kunnen vormen, waarvan in de boringen 4 en 5 nog een restant van de E-horizont aanwezig is, en in de overige boringen de B-horizont nog resteert. Tijdens de ontginning van het veen dat zich in later tijden vormde, en wordt aangeduid als veenkoloniale ontginningsvlakte, kan de top van de podzol iets zijn aangetast. Wellicht is het terrein ook geploegd geweest, waardoor de top van de podzol eveneens kan zijn aangetast. In de twee boringen met een restant van een E-horizont bevinden zich direct naast een sloot. Dit is de vermoedelijke reden waarom ploegen de bodemopbouw hier nagenoeg intact is.Aan de westzijde van het onderzoeksterrein, bij de boorpunten 1 en 2, is een deels intacte podzol aanwezig. Er is, gezien het feit dat de top slecht ten dele is verstoord, derhalve een kans op het aantreffen van archeologische resten. Dit deel van de onderzoekslocatie betreft echter een terrein met zeer geringe afmetingen. Daarom wordt aanbevolen om de werkzaamheden te laten begeleiden door een archeoloog conform KNA 3.1, die eventuele sporen of vondsten kan documenteren.Voor het deel aan de zuidzijde, bij de boorpunten 3 t/m 8, is een begeleiding, onder regie van een archeoloog, eveneens wenselijk. Tijdens deze begeleiding kan informatie worden verkregen over eventuele archeologische resten en de aard hiervan. Tevens zou het veenpakket kunnen worden onderzocht om paleo-geografische informatie te verkrijgen.Het bevoegd gezag, in de persoon van de Provinciaal Archeoloog, beslist over het te volgen traject.
Date: 2006