MUG Ingenieursbureau b.v. adviseert om een vervolgonderzoek uit te voeren in het gebied rond en tussen de boringen 6 t/m 9, 25, 26 en 33 t/m 39 in de vorm van een opgraving, variant begeleiding (zie bijlage 4). Boringen 6 en 7 zijn hoger in het landschap gelegen en in deze boringen is een dik kleidek aangetroffen. Dit kan wijzen op de aanwezigheid van een terp. In boringen 8 en 9 is een rietmoeras aangetroffen, wat duidt op de aanwezigheid van een oeverzone van de hier gelegen voormalige geul. Hier kunnen toevalsvondsten, zoals steigers en deposities, aangetroffen worden die in verband staan met de terpen die in de directe omgeving liggen. In boringen 25 en 26 is houtskool aangetroffen, wat (mogelijk) duidt op menselijke activiteit op een niet al te grote afstand. Het is mogelijk dat het houtskool is aangespoeld vanuit elders, maar gezien de ligging in een erg nat gebied, is dit niet waarschijnlijk. In boringen 33 t/m 36 zijn vertrapte/vuile zand- en veenlagen aangetroffen en daarnaast lagen van een mogelijke (veen)terp en houtskool. Dit kunnen allen indicatoren voor menselijke activiteiten in de directe omgeving van de geplaatste boringen zijn. In boringen 37 t/m 39 is een podzolbodem aangetroffen op een dekzandkop. Boven-genoemde lagen met archeologische indicatoren liggen binnen de ontgravingsdiepte voor de nieuwe sloot en dienen daarom nader onderzocht te worden. Eventuele archeologische resten zullen hier namelijk naar verwachting goed bewaard zijn gebleven; er kunnen archeologische sporen verwacht worden uit de periode ijzertijd-middeleeuwen. Er wordt voor een archeologische begeleiding gekozen, omdat bewoningssporen uit de steentijd en (veen)terpen vrijwel niet met (intensief) booronderzoek kunnen worden opgespoord. Daarnaast zijn menselijke activiteiten langs oeverzones van oude geulen nauwelijks aantoonbaar door middel van booronderzoek.Voor het uitvoeren van een opgraving, variant begeleiding, is een door het bevoegd gezag goedgekeurdProgramma van Eisen noodzakelijk.In het gebied rondom en tussen boringen 1 t/m 5, 10 t/m 24 en 27 t/m 32 dient geen verder archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden. Er zijn hier geen indicaties aangetroffen die wijzen op de aanwezigheid van archeologische resten. Boring 15 is hier een uitzondering op, aangezien hier de oeverzone van de voormalige geul aangetroffen is. Deze oeverzone ligt echter dieper dan de ontgravingsdiepte en hoeft hierom niet nader onderzocht te worden.OnderzoekOp basis van het bureauonderzoek is gebleken dat het onderzoekstraject grotendeels in een ontgonnen veenvlakte ligt, waarbij het zuidelijkwestelijke deel op een getij-inversierug van een oude geul is gesitueerd. Iets ten noordenvan de Stûkenwei heeft een watergang gestroomd, waarlangs hogere koppen aanwezig zijn. Daarnaast liggen hier,ten noordwesten van het onderzoekstraject diverse (veen)terpen die uit de periode Romeinse tijd-late middeleeuwen dateren. In het gehele onderzoekstraject kunnen archeologische sporen verwacht worden uit de periode ijzertijd-middeleeuwen. Op historische kaarten ligt het onderzoekstraject in agrarisch gebied, waar tot aan 1910 geen bebouwing aanwezig is. Vanaf de jaren ’60 van de vorige eeuw verschijnt her en der de eerste bebouwing langs de weg. Aan de zuidkant van de weg is een sluis gelegen, met een watergang naar het Prinses Margrietkanaal. Ten noorden van deze sluis ligt een watergang met naastgelegen weg die het onderzoeksgebied kruisen. Uit het boor-onderzoek blijkt dat de bodem in het zuidwesten van het onderzoekstraject bestaat uit dekzand met daarbovenop een pakket rietzeggeveen. In het veen zijn al dan niet ingespoelde kleibandjes aanwezig. Op het veen ligt een laag klei met daarbovenop de bouwvoor. In dit deel van het traject zijn ook lagen die vermoedelijk behoren tot een (veen)terp en een oeverzone, van de op de AHN zichtbare geul, aangetroffen. De bodem bestaat in het midden van het onder-zoekstraject uit verspoeld zand met daarbovenop rietzeggeveen, al dan niet met ingespoelde kleibandjes. Op het rietzeggeveen ligt de bouwvoor. Hier is op twee locaties houtskool aangetroffen, wat kan duiden op menselijke activiteiten in de directe omgeving. In het noordoosten van het onderzoeksgebied bestaat de bodem uit dekzand met daarbovenop al dan niet verspoelde klei. Hierop ligt rietzeggeveen met hierin een enkel kleibandje. Op het rietzeggeveen ligt ofwel de huidige bouwvoor ofwel een oude bouwvoor met daarbovenop opgebrachte grond. In dit deel van het traject zijn in een aantal boringen een verbrande laag, een vuile laag, een vertrapte laag en houtskool aangetroffen, wat kan duiden op menselijke activiteiten in de directe omgeving. Daarnaast is hier een (veen)terp en een podzolbodem aangetroffen.In de boor zijn houtskoolspikkels aangetroffen maar deze zijn niet verzameld. er is ook geen overig vondstmateriaalHet bevoegd gezag, gemeente Leeuwarden, besluit hoe verder wordt omgegaan met het archeologisch erfgoed op basis van het bovenstaande advies.

Date Submitted: 2022-05-17