ADC ArcheoProjecten heeft in mei 2019 een bureauonderzoek uitgevoerd naar de (mogelijke) aanwezigheid van archeologische waarden op de locatie Liewegje 24 in Haarlem, gemeente Haarlem. De aanleiding van het onderzoek is een bestemmingsplanwijziging ten behoeve van woningbouw op de locatie.Op basis van het bureauonderzoek is een gespecificeerde verwachting opgesteld. Hieruit volgt dat het plangebied op de meest oostelijke opduiking van de strandwal van Heemstede – Spaarnwoude is gelegen. Op grond van de vormingsgeschiedenis van deze strandwal en gegevens verkregen uit opgravingen in de Zuiderpolder en op een terrein aan het Liewegje 30, moet rekening worden gehouden met archeologische resten, enerzijds uit de periode Laat-Neolithicum t/m de Vroege IJzertijd en anderzijds uit de Late Middeleeuwen (11e eeuw en later) en de Nieuwe tijd.Resten uit het Laat-Neolithicum en de Vroege Bronstijd zullen zich in de top van de strandwalafzettingen bevinden en uit vuursteenvondsten, houtskoolconcentraties, greppels en paalgaten bestaan. De resten zullen verband houden met semi-permanente nederzettingen. Resten uit de Midden-Bronstijd, de Late Bronstijd en de Vroege IJzertijd zullen bestaan uit aardewerkconcentraties en grondsporen, waaronder ploegsporen, en zich eveneens in de top van de standwalafzettingen bevinden of in de bovenliggende duinafzettingen. De resten zullen verband houden met nederzettingen en landbouw.Vanwege de vernatting van het landschap waarbij het onderzoeksgebied veranderde in een nauwelijks toegankelijk moeras en de standwal van Heemstede – Haarlem met veen overgroeid raakte, worden geen archeologische resten uit de Midden-IJzertijd tot de Late Middeleeuwen verwacht.Vanaf de 11e eeuw werd het veengebied vanaf de Liede ontwaterd en in gebruik genomen voor de landbouw. Uit deze periode zijn ontginningssporen in de vorm van afwateringsgreppels te verwachten. Deze zijn direct onder de bouwvoor aan te treffen. Op oude kaarten lijkt het plangebied geen deel uit te maken van erf. Hierbij moet worden opgemerkt dat kaartmateriaal voor het begin van de 19e eeuw niet nauwkeurig is en geen informatie geeft over de situatie in het plangebied. De aanwezigheid van bewoningresten uit de Late Middeleeuwen en/of de Nieuwe tijd kan derhalve niet worden uitgesloten. Als gevolg van de aanleg en sloop van bedrijfspanden zullen eventuele archeologische resten in het noordoostelijk en oostelijk deel van het plangebied zijn verstoord. Het centrale en zuidelijk deel heeft geen bebouwing gekend. Hier zullen eventuele resten relatief intact zijn gebleven.Om de kans op de aanwezigheid van archeologische resten te bepalen is het noodzakelijk inzicht te hebben in de bodemopbouw, waaronder het vaststellen van de diepteligging en de mate van intactheid van de strandwal. Aan de hand hiervan kan worden vastgesteld of eventueel aanwezige vindplaatsen door de beoogde ingrepen worden bedreigd. ADC ArcheoProjecten adviseert daarom een inventariserend veldonderzoek uit te voeren door middel van een verkennend booronderzoek.Hiertoe dient voor aanvang de aanwezige oppervlakteverharding ter plaatse van de beoogde boorlocaties te zijn verwijderd. Het doel van dit verkennend onderzoek is de op basis van het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde verwachting aan te vullen en te toetsen. De exacte invulling van de werkzaamheden dient te worden vastgelegd in een Plan van Aanpak (PvA).