Laagland Archeologie heeft in januari-maart 2022 een Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek - verkennende fase uitgevoerd aan de Ekris 38 te Woudenberg. Het onderzoek vond plaats in verband met de ruimtelijke procedure rondom de bouw van zorgappartementen.Het onderzoek is uitgevoerd conform de protocollen SIKB KNA 4002 en 4003.Het bureauonderzoek had tot doel een archeologisch verwachtingsmodel op te stellen. Centraal staat daarbij de vraag of en zo ja welke archeologische resten (complextype, datering, diepteligging en gaafheid) in het plangebied kunnen worden verwacht. Hiertoe zijn landschappelijke, archeologische en historische bronnen geraadpleegd.Op de gemeentelijke archeologische waarden- en verwachtingskaart ligt het plangebied in een zone met welvingen en flanken in laag gelegen dekzandlandschap. Het meest noordoostelijke deel van het plangebied ligt in een zone met uitlopers van dekzandruggen en dekzandvlakte. Op het AHN is te zien dat ten zuiden en oosten van het plangebied verhogingen in het landschap liggen. Ten westen van het plangebied ligt het landschap iets lager. Op onderstaande detailopname van de AHN is te zien dat de zuidwestelijke hoek van het plangebied hoger ligt en het noordoostelijke deel lager. Bodemkundig ligt het gebied in een zone met beekeerdgronden van lemig fijn zand.In de omgeving van het plangebied zijn archeologische resten uit de periode Mesolithicum/Neolithicum bekend. Ruim 500 m westelijk van het plangebied ligt een laatmiddeleeuwse ontginningsas. Ongeveer 500 m NW ligt een laatmiddeleeuws versterkt huis.In historische tijden (vanaf circa 1832) werd het terrein omschreven als bos/opgaand hout. Het meest westelijke deel van het plangebied is aangegeven als bouwland. Het plangebied bleef onbebouwd tot 1952. Toen zijn twee gebouwen in het plangebied gebouwd. Deze zijn rond 1990 gesloopt. Uit oude kaarten blijkt dat rekening is te houden met gedeeltelijke bodemverstoring als gevolg van bebouwing.Op basis van het bureauonderzoek geldt een middelhoge verwachting voor de periode Paleolithicum – Vroeg Neolithicum en een lage tot middelhoge verwachting Voor de periode Laat Neolithicum – Nieuwe Tijd.Het uitgevoerde verkennende booronderzoek heeft tot doel het verwachtingsmodel te toetsen en zo nodig aan te vullen. Hiertoe zijn verspreid over het toegankelijke deel van het plangebied verkennende boringen gezet. In dit stadium is verkennend booronderzoek de meest efficiënte onderzoekswijze om de archeologische potentie van het plangebied in kaart te brengen.Uit het verkennend booronderzoek blijkt dat de bodem in vier van de zes boringen verstoord is tot op de C-horizont. In boring 5 en 7 is een veenpakket aangetroffen. verder zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. De kans dat in het plangebied nog archeologische vondsten aanwezig zijn wordt daarom laag geacht.Op basis van de resultaten van het veldonderzoek wordt geadviseerd geen archeologisch vervolgonderzoek in het plangebied uit te voeren en het plangebied vrij te geven voor het aspect archeologie.Dit advies is in handen van de bevoegde overheid, de gemeente Woudenberg. De gemeente wordt hierin vertegenwoordigd door haar deskundige, Utrecht Omgevingsdienst Mochten tijdens de werkzaamheden onverhoopt toch archeologische resten worden aangetroffen, of resten waarvan redelijkerwijze kan worden vermoed dat het om archeologische resten gaat, dan geldt op grond van de Erfgoedwet (art. 5.10) een meldingsplicht. Dit kan bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE, www.cultureelerfgoed).