Hamaland Advies heeft in opdracht van het Rijksvastgoed en Ontwikkelingsbedrijf (RVOB), Directie West te Den Haag een archeologisch bureauonderzoek en een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd voor het voormalig Militair Hospitaal aan de Hogeweg te Amersfoort (zie Afbeelding 1). Het betreft een terrein van 2,2 ha met een groot aantal opstallen met een te onderzoeken oppervlakte van circa 22.087m2. Het betreft kadastraal perceel Gemeente Amersfoort, sectie G Perceel 3447. Met het oog op de voorgenomen verkoop van het terrein en de gebouwen inventariseert het RVOB welke beperkingen er voor de (her)ontwikkeling van het terrein gelden en wordt een risico-inventarisatie verricht. Deze archeologische studie maakt hiervan deel uit. Er zijn vooralsnog geen bodemingrepen of ontwikkelingen op het terrein voorzien.Op de archeologische beleidsadvieskaart van gemeente Amersfoort (2011) heeft het plangebied een middelhoge archeologische verwachting (Categorie 4). Hiervoor geldt de eis van archeologisch vooronderzoek om risico’s in kaart te brengen voor bodemingrepen groter dan 500m2 en dieper dan 30 cm –mv.Omdat het hier om een risico-inventarisatie gaat ten behoeve van de verkoop van te object en er (nog) geen definitief herontwikkelingsplan is, wordt nu een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek door middel van verkennende boringen uitgevoerd. De boringen hebben tot doel te controleren of er sprake is van een intact bodemprofiel, waarin zich mogelijke archeologische niveaus bevinden. Indien sprake is van een intact bodemprofiel zal een waarderend archeologisch onderzoek moeten worden uitgevoerd indien bodemingrepen voorzien zijn, om aard, ouderdom, omvang en datering van de vindplaats vast te kunnen stellen.Het bureauonderzoek toont aan dat het plangebied een verwachting heeft op archeologische resten uit de periode vanaf het Paleolithicum, met een middelhoge verwachting op vindplaatsen uit de late middeleeuwen. Het merendeel van de vondsten in de directe omgeving van het plangebied is afkomstig uit deze periode. Dit sluit aan bij de ontginningsperiode van het gebied in de 12e eeuw. Echter gezien de grote verwachting op een niet intact bodemprofiel in het plangebied, wordt de trefkans op vondsten uit deze periode laag ingeschat. De intactheid van de bodem zal door een inventariserend booronderzoek moeten worden aangetoond met een boordichtheid van 6 boringen per ha en een edelmanboor met een diameter van 7cm. Gerelateerd aan het oppervlak (2,2ha) zijn dit 14 boringen. De gemeente heeft daarbij het beleid dat bij het uitvoeren van niet-gravend onderzoek (zoals booronderzoek) een Plan van Aanpak (PvA) moet worden opgesteld. Het PvA dient voorafgaand aan de uitvoering van het veldonderzoek door een deskundige namens de bevoegde overheid inhoudelijk getoetst en goedgekeurd te worden. Verder gelden de Richtlijnen voor Bureauonderzoek binnen de gemeente Amersfoort versie 2, januari 2011 en de Richtlijnen voor Inventariserend Veldonderzoek in de gemeente Amersfoort versie 5 - april 2012.Het verkennend booronderzoek is op 11 april 2014 uitgevoerd door E. van der Kuijl (senior KNA archeoloog) conform de eisen van de KNA versie 3.3, specificatie VS03. In het grootste deel van het plangebied (boring 2, 3, 4, 5, 7, 8, 10, 11, 12 en 15) bestaat de bodemopbouw uit een beekeerdgrond onder een tijdens of kort na de bouw van het Hospitaal opgebrachte subrecente bouwvoor. In deze bouwvoor bevindt zich relatief veel baksteenpuin, industrieel glas, plastic en metaalresten die te dateren zijn vanaf het midden van de 19e eeuw. De basis van de eerdlaag is door eerdere grondbewerking vermengd geraakt met de top van het dekzand. De menglaag is gemiddeld 15 cm dik en gaat scherp over in het onderliggende dekzand.In enkele boringen is sprake van meerdere subrecent opgebrachte grondlagen van wisselende dikte en samenstelling op een ondergrond van dekzand. Het betreft boring 1, 9, 13 en 14. De kenmerkende donkerbruine humeuze eerdlaag onder de subrecente bouwvoor ontbreekt hier. In de opgebrachte lagen bevindt zich relatief veel baksteenpuin en steenkoolfragmenten die erop wijzen dat de opgebrachte grondlagen van subrecente ouderdom zijn.In boring 6 is onder puinhoudende ophogingslagen een oude slootvulling aangetroffen op een diepte van 140 cm-mv tot 200 cm-mv. De slootvulling bestaat uit een donkere slibbige iets venige zandvulling met humeuze insluitsels. De sloot of greppel komt niet voor op historisch kaartmateriaal vanaf heden tot 1832 en is dus vermoedelijk ouder. Er zijn echter geen dateerbare vondsten in de slootvulling aangetroffen.Op basis van de onderzoeksinspanning, waarbij geen archeologische vindplaatsen of relevante indicatoren zijn aangetroffen, is er geen reden om archeologische waarden aan te kunnen treffen in het plangebied. In het plangebied is sprake van een relatief jonge eerdlaag op een ondergrond van dekzand. De basis van de eerdlaag en de top van het dekzand zijn door eerdere grondwerkzaamheden (ploegen, spitten) vermengd geraakt met elkaar. Hierdoor zijn eventuele archeologische vindplaatsen ouder dan de nieuwe tijd waarschijnlijk verloren gegaan. Er zijn voor de archeologie geen gevolgen te verwachten vanuit eventuele voorgenomen bodemingrepen. Het RVOB heeft laten weten dat op de locatie vooralsnog geen herontwikkelingen/bouwactiviteiten buiten het bebouwd oppervlak zullen plaatsvinden.Dit rapport en het selectieadvies zullen ter toetsing worden voorgelegd aan de verantwoordelijk ambtenaar (mw. drs. F. Snieder, gemeentelijk archeoloog) van de gemeente Amersfoort. Verder dient te allen tijde bij het afgeven van een omgevingsvergunning de wettelijke meldingsplicht (ex artikel 53 Monumentenwet 1988) kenbaar te worden gemaakt, om het documenteren van toevalsvondsten te garanderen. Toevalsvondsten dienen terstond gemeld te worden bij het Centrum voor Archeologie van gemeente Amersfoort.