een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) in de vorm van proefsleuven uitgevoerd voor het plangebied Sint-Pancras Westrand. Voor het plangebied is het bestemmingsplan opnieuw vastgesteld. Hierdoor kunnen voor de betrokken kavels omgevingsvergunningen worden aangevraagd voor het bouwrijp maken van de percelen. De perceeleigenaren van 32 percelen hebben zich daartoe verenigd. Op verschillende kavels binnen het plangebied zullen onder andere nieuwbouwwoningen gerealiseerd worden. De bouwplannen zijn nog niet bekend.
Vooronderzoek wees uit dat zich op deze locatie een strandwal bevindt vanaf ca. 1 m onder maaiveld. Deze strandwal is tussen 3.000 en 2.500 v.Chr. gevormd en in de top hiervan zouden sporen uit het Laat-Neolithicum aanwezig kunnen zijn. Op de strandwal ligt een kleipakket met vermoedelijke datering in de middeleeuwen. Daarbovenop ligt weer een pakket zand van de jonge duinen, welke plaatselijk is omgewerkt. In de top hiervan zouden ook archeologische sporen kunnen voorkomen met datering vanaf de IJzertijd. Op enkele locaties is ook een restant van een veenpakket aangetroffen. In de top van dit veenpakket zouden sporen uit de Bronstijd aanwezig kunnen zijn. Tijdens het onderzoek zijn 35 proefsleuven (werkputten) aangelegd. Daarbij is per deelnemend perceel een proefsleuf gegraven. Bij de grotere percelen zijn twee proefsleuven gegraven. Op
sommige percelen was echter geen ruimte voor proefsleuven door de aanwezige bebouwing. Op de hieraan grenzende percelen werd daarom een extra proefsleuf gegraven om hiermee ook een advies te kunnen geven over het naastgelegen perceel. De proefsleuven waren telkens 4 m breed en hadden lengtes van 10; 10,5; 11,5 of 20 m. Bij het aanleggen van de proefsleuven zijn meerdere
vlakken aangelegd zodat alle potentiële archeologische niveaus konden worden onderzocht. In een groot deel van het plangebied is een bijzondere vindplaats aangetroffen uit de Late Middeleeuwen (vindplaats 1). Vindplaats 1 bestaat uit een reeks met vondstrijke huisterpen te midden van een uitgebreid perceleringssysteem en de mogelijke periferie hiervan. Het vermoeden
is dat we hier te maken hebben met het verdwenen dorp Vronen dat na een verloren veldslag in 1297 door de Hollandse overwinnaars voor straf is ontruimd en vervolgens van de kaart verdwenen. Uit het archeologische vondstmateriaal is inderdaad gebleken dat de vindplaats na de 13e eeuw niet meer is bewoond.
Daarnaast zijn twee vindplaatsen uit de Nieuwe Tijd ontdekt. Eén van deze vindplaatsen is behoudenswaardig gebleken, namelijk vindplaats 2. Deze vindplaats bestaat uit een boerenerf met restanten van een gebouwplattegrond en daaromheen een groot aantal diergraven. De andere (niet-behoudenswaardige) vindplaats (vindplaat 4) betreft brede en diepe wikken en sloten. De
wikken zijn vondstarm en hebben een 19e eeuwse datering terwijl de overige sloten veel vondstrijker zijn met dateringen die teruggaan tot in de 17e eeuw.
Tot slot zijn enkele sporen van greppels en een kuil uit (mogelijk) de prehistorie aangetroffen die samen vindplaats 3 vormen. Hier zijn enkele handgevormde scherven met datering in de IJzertijd of Romeinse tijd aangetroffen. De meeste van deze sporen bevatten echter geen vondsten en zijn op basis van stratigrafie, vorm en vulling in de Late Prehistorie geplaatst. ADC ArcheoProjecten adviseert om vindplaats 1 en 2 te behouden. Indien dit niet mogelijk is, wordt geadviseerd grote delen van de percelen op te graven. Dat betekent dat op een groot aantal
percelen niet alleen de bouwvlakken en de kabels/leidingen sleuven worden opgegraven. Dit gebeurt om versnippering van de archeologie te voorkomen. Geadviseerd wordt de vrijstellingsgrens wat betreft archeologie in het omgevingsplan voor de niet opgegraven delen te
beperken. ADC ArcheoProjecten adviseert voor de overige percelen in verband met de aanwezigheid van een geringe hoeveelheid laatmiddeleeuwse sporen een archeologische begeleiding (protocol opgraven) van het uitgraven van het bouwvlak, tenzij de sporen door het nemen van maatregelen behouden
kunnen blijven.