In opdracht van TenneT TSO B.V. heeft Sweco Nederland B.V. een archeologisch
inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) uitgevoerd naar de locatie Station
Raalte 110kV te Raalte, gemeente Raalte (zie bijlage 1). De aanleiding voor dit onderzoek
is de voorgenomen sloop, vervanging en uitbreiding van het trafostation wat zich direct ten
westen van het huidige plangebied bevindt, waarbij ook het huidige plangebied betrokken
zal worden. Hiervoor staan bodemingrepen gepland met een diepte van maximaal 1,5 m -
mv. Het huidige plangebied heeft een oppervlakte van 4130 m2. Onderhavig onderzoek is
een aanvulling op een eerder archeologische onderzoek n.a.v. de geplande
werkzaamheden, waarbij het perceel direct ten westen van het huidige plangebied
onderzocht is. Dit plangebied heeft een oppervlakte van 6.555 m2. Hierna is er een notitie
opgesteld voor het zuidelijke deel van het plangebied met een oppervlakte van 2.500 m2.
Aanvullend inventariserend veldonderzoek werd in overleg met het bevoegd gezag niet
noodzakelijk geacht.
Volgens de gemeentelijke beleidskaart ligt het plangebied in een zone van hoge
archeologische verwachting. Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek wordt
deze verwachting onderschreven. Vanwege de gunstige droge en hoge ligging op een
dekzandrug is het plangebied namelijk sinds de prehistorie aantrekkelijk geweest voor
menselijke bewoningen en/of activiteit.
Er is in de directe omgeving van het plangebied weinig archeologisch onderzoek uitgevoerd.
Binnen een straal van 500 m rondom het plangebied zijn archeologische vondsten gedaan
daterend uit de Steentijd tot Nieuwe Tijd. Gezien de geologie van het plangebied vormt de
top van het dekzand het enige relevante archeologische niveau. Alle archeologische
waarden worden in deze bodemlaag verwacht. In het aangrenzende gebied waar het
huidige trafostation zich bevindt, wat door Sweco eerder is onderzocht, werd dit relevante
niveau in een boring aangetroffen op 50 cm -mv / 6,5 m +NAP. Dit niveau kan in het huidige
plangebied naar verwachting grotendeels intact zijn gebleven, omdat er voor zover bekend
slechts beperkte bodemverstorende werkzaamheden hebben plaatsgevonden in dit gebied.
Ook is het, op basis van de in de omgeving voorkomende bodemsoorten, mogelijk dat zich
in het plangebied een plaggendek bevindt van 30 tot 60 cm dikte, daterend uit de
Middeleeuwen. In dit geval kunnen onderliggende, oudere waarden goed bewaard zijn
gebleven door de conserverende en beschermende werking van het plaggendek.
Daarnaast is door de gemeente aangegeven dat ca. 50 jaar geleden in het plangebied
herbegraving heeft plaatsgevonden van menselijke resten die geruimd waren van een
nabijgelegen begraafplaats. Deze menselijke resten hebben geen archeologische waarde
doordat zij zich niet in hun oorspronkelijke context bevinden, maar kunnen dus ook
aangetroffen worden.
Veldwerk voor de twee percelen zijn op verschillende momenten uitgevoerd. In het
westelijke deel is het inventariserende onderzoek verricht op 9 januari 2019. Hierbij is het
archeologisch booronderzoek gecombineerd met een milieukundig booronderzoek. Voor het
milieukundig booronderzoek zijn negentien boringen gezet. Zes van die boringen zijn ook
door de archeoloog ter plaatse onderzocht. Het oostelijke deel is onderzocht op
16 januari 2023. Hierbij zijn 5 handmatige grondboringen gezet.
Uit het veldonderzoek is voor het westelijke deel is gebleken dat de ondergrond in het
grootse gedeelte van het onderzochte gebied verstoord is tot in de C-horizont. Enkel in
boring RA18 is een intacte podzol aangetroffen, bestaande uit een A-E-B-C profiel.
De reden dat er nog een intacte bodem is aangetroffen in deze boring in tegenstelling tot
alle andere, diep verstoorde, boringen, heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat op dit
6 (17)
intacte dekzandpakket een voormalig semiverhard pad lag (te zien aan een laag van 30 cm
asfaltgranulaat in de boring, op de Ap-horizont).
Op deze specifieke locatie hebben dus geen grootschalige graafwerkzaamheden
aangetroffen, zoals wel het geval is in de overige boringen.
In vrijwel alle boringen in het oostelijke deel is een plaggendek aangetroffen bovenop de
C-horizont van het dekzand. Enkel in boring 3 en 5 zijn er diepe verstoringen en ophogingen
aangetroffen. In deze twee boringen is er geen plaggendek meer aanwezig. De bovengrens
van het dekzand met de daarop bovenliggende laag is in alle boringen als scherp te
karakteriseren. Dit betekent dat er een mate van verstoring of aftopping is geweest voordat
het plaggendek hier bovenop is geworpen Boringen 3 en 5 laten een meer recentere vorm
van verstoring zien. In het plaggendek worden geen behoudenswaardige archeologische
resten verwacht. In deze periode vond er op deze locatie geen permanente bewoning
plaats.
Op basis van de resultaten van de twee inventariserende veldonderzoeken wordt voor het
westelijke deel van het plangebied geadviseerd om ter hoogte van boring RA18 geen
bodemingrepen uit te voeren dieper dan 40 cm -mv. Als deze diepte door de geplande
ingrepen overschreden wordt, dient een karterend booronderzoek uitgevoerd te worden. Het
karterende booronderzoek heeft als doel het gebied systematisch te onderzoeken op het
voorkomen van één of meerdere typen archeologische vindplaatsen.
Voor het overige deel wordt vrijgave geadviseerd. In de boringen met een plaggendek
worden geen behoudenswaardige archeologische resten verwacht. In deze periode vond er
op deze locatie geen permanente bewoning plaats.