In januari 2009 is in opdracht van de gemeente Noordoostpolder door Ingenieursbureau Oranjewoud BV een bureauonderzoek uitgevoerd ten behoeve van het MER "Glastuinbouw Luttelgeest/Marknesse" in de gemeente Noordoostpolder (Flevoland). De aanleiding voor dit archeologisch onderzoek is de toekomstige herinrichting van het gebied. In het gebied zal grootschalige glastuinbouw worden ontwikkeld.In het uitgevoerde bureauonderzoek is een gespecificeerd verwachtingsmodel ten aanzien van de aanwezige archeologische resten opgesteld. Dit verwachtingsmodel heeft als uitgangspunt dat het bodemprofiel intact is. Op basis van het onderhavige bureauonderzoek kan worden geconcludeerd dat het plangebied een middelhoge - tot hoge archeologische algemene verwachting kent. De archeologische verwachting betreft overwegend resten uit de periode laat-Paleolithicum -midden-Neolithicum en de Nieuwe tijd. De aanwezigheid en intactheid van de verwachte archeologische resten zijn in de eerste plaats sterk afhankelijk van het oorspronkelijke reliëf, in het bijzonder de hoogten en laagten binnen het pleistocene dekzand. Op dekzandkoppen worden met name kampjes en nederzettingen verwacht. De middelhoge- tot hoge verwachtingswaarde is gebaseerd op een intact bodemprofiel. Dat is in het onderhavige plangebied evenwel niet aan de orde.De archeologische verwachting is in de tweede plaats sterk afhankelijk van de mate van verstoring: in het gebied vindt vanaf de ontginning intensieve landbouw plaats. De mate van verstoring in het plangebied is zeer groot: in het hele plangebied is de bodem tijdens de ontginning en het bouwrijp maken van de gronden sterk verstoord. Het oorspronkelijke subtiele dekzandreliëf is tijdens het egaliseren van de akkers verdwenen. Omdat het dekzand in het plangebied vrij dicht onder het oppervlakte ligt, is de bodem in het plangebied zeer waarschijnlijk tot in het dekzand verstoord. De vondsten liggen hierdoor niet meer op de oorspronkelijke plaats, waardoor de informatiewaarde van de vindplaatsen zeer klein is. Het plangebied heeft om deze reden een lage archeologische verwachting: er is derhalve geen vervolgonderzoek noodzakelijk.