Op 6 mei 2020 is een Opgraving – variant Archeologische Begeleiding uitgevoerd op de nieuwbouw- locatie bij het golfterrein van de Best Golf & Country Club. Hierbij zijn drie proefsleuven met een lengte van 25 m en een breedte van 4 m aangelegd. Als centrale vraagstelling van dit onderzoek geldt of het sterk verstoorde karakter naar aanleiding van de uitgevoerde boorstudie al dan niet bevestigd kan worden. Daarbij bleef de kans bestaan op de aanwezigheid van archeologische resten uit de periodes Mesolithicum tot en met Nieuwe Tijd en diende aan- of afwezigheid nader te worden getoetst. In de voorbereiding van het onderzoek is afgestemd dat dit primair middels proefsleuven met een dekkingsgraad van ca. 10 % voor het plangebied kon worden getoetst. Dit gravende onderzoek leverde geen archeologische resten op en toonde in lijn met het booronderzoek aan dat het terrein in de afgelopen jaren machinaal is omgezet, waarbij verstoringen tot in de C-horizont aanwezig zijn. Enkel een greppel die tot de recente verkaveling vanaf 1953 lijkt te behoren, betrof het enige relict die in het vlak en in het dekzand zichtbaar was anders dan de recente vergravingen. Op basis van de resultaten van het onderzoek waarbij er binnen het plangebied geen archeologische resten zijn aangetroffen, is er geen reden om te spreken van een vindplaats. Op grond hiervan wordt geadviseerd het plangebied vrij te geven voor de geplande nieuwbouwontwikkelingen. Het is aan het bevoegd gezag, de gemeente Best, om op basis van het hierboven geformuleerde advies en de voorgenomen ingrepen, een besluit te nemen ten aanzien van vervolgonderzoek. Ook nadat het archeologisch onderzoeksproces is afgerond, blijft de meldingsplicht archeologische toevalsvondst of waarneming van kracht (Erfgoedwet, artikel 5.10 Archeologische toevalsvondst). Aangezien het nooit volledig is uit te sluiten dat tijdens eventueel grondverzet een archeologische toevalsvondst wordt gedaan, is het wenselijk de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht om hiervan zo spoedig mogelijk melding te doen bij het bevoegd gezag, de gemeente Best en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.