Synthegra B.V. heeft in opdracht van bedrijf XXX een archeologisch bureauonderzoek in combinatie met een verkennend booronderzoek uitgevoerd op een terrein aan de Varsseveldseweg 261 te Doetinchem. De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen realisatie van nieuwbouw, twee vrijstaande woningen. Hiervoor worden de bestaande schuren binnen her plangebied gesloopt. Daarnaast zal er een hoogstam boomgaard worden gerealiseerd, een vogelbosje en beplanting langs een deel van de stijlrand en het oude weide pad. De stijlranden worden gewaarborgd en waar nodig versterkt en/of hersteld.
De oppervlakte van de toekomstige bodemverstoring bedraagt voor de nieuwbouw circa 600 m2 met een diepte van 1 meter beneden maaiveld. De oppervlakte voor de beplanting bedraagt circa 2700 m2 met een diepte van circa 80 cm beneden maaiveld. De bodem zal waarschijnlijk tot ver in het archeologische niveau worden verstoord. Eventueel aanwezige archeologische waarden kunnen daarbij verloren gaan. Gezien er ook groenvoorzieningen worden gerealiseerd binnen het plangebied, is het gehele perceel van circa 1,2 ha archeologisch onderzocht.
In grote delen van het plangebied is de bodemopbouw deels intact gebleken. Hierbij bevindt zich onder de Ap-horizont nog een B en BC-horizont, welke is aangetroffen in boringen 3, 4, 5, 7, 8 en 9. De verstoringen die binnen het plangebied zijn opgetreden als gevolg van het regelmatig ploegen/bewerken van de huidige akker laag, zijn van geringe diepte (circa 40 tot 50 cm beneden maaiveld) en beperken zich over het algemeen gesproken tot de top van de B-horizont. Echter, gezien het plangebied op een geïsoleerde laagte ligt in het dekzandlandschap, met een lage archeologisch verwachting, worden er geen archeologische sporen verwacht in deze (deels) intacte bodem uit het Laat-Paleolithicum tot aan de Vroege Middeleeuwen.
In de Ap-horizont zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Op de huidige akkerlaag zijn is er een vijftal zeer gefragmenteerde stukken steengoed en roodbakkend geglazuurd aardewerk aangetroffen, tezamen met industrieel slak materiaal. Dit materiaal is waarschijnlijk meegekomen met het opbrengen van grond op het perceel als (stads)afval en vallen dus niet te relateren aan in situ processen binnen het plangebied. Op basis hiervan kan de hoge verwachting voor archeologische sporen uit de Late Middeleeuwen tot Nieuwe Tijd naar laag worden bijgesteld.
Op grond van de resultaten van het onderzoek wordt voor de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied zoals omschreven in de vergunningsaanvraag geen nader archeologisch onderzoek geadviseerd.
