In opdracht van N.V. Nederlandse Gasunie heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in mei en juni 2011 een opgraving uitgevoerd in verband met de aanleg van een aardgastransportleiding op de locatie Sittard-Henschenveldweg in de gemeente Sittard-Geleen, zowel binnen het leidingtracé als in de westelijke werkstrook. Het doel van de opgraving was archeologische informatie van de behoudenswaardige archeologische resten die in het onderzoeksgebied zijn vastgesteld, veilig te stellen. Omdat eerder, in het kader van de aanleg van de WML-leiding, al archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden op deze locatie, was vooraf bekend dat hier graven uit de Late Bronstijd en (Vroege) IJzertijd en een Romeinse grindweg met eventueel nederzettingssporen verwacht konden worden.Onderhavige opgraving heeft deze verwachting deels bevestigd. Aan weerszijden van de Romeinse grindweg, geflankeerd door twee greppels, zijn in totaal tien crematiegraven aangetroffen. Het gaat om urnengraven, beendernesten en één crematierestendepot met brandstapelresten. De graven waren alle afgetopt. Twee urnen, waarvan een (groot) deel van het profiel bewaard was gebleven, zijn gedateerd in de Vroege IJzertijd. Een derde graf is op basis van 14C-ouderdomsbepaling in dezelfde periode gedateerd. Het was echter een grote verrassing dat op basis van 14C-dateringen twee graven uit de Romeinse tijd bleken te dateren. De archeologische resten zijn op een relatief vlak tussenterras met vruchtbare radebrikgronden aangetroffen. Ter plaatse van de reeds bestaande gasleiding en bijbehorende werkstroken was de bodem (met de hierin aanwezige archeologische resten) verstoord tot een diepte van circa 1 m. De Romeinse weg is een voortzetting van de weg die op het ten oosten van de onderzoekslocatie gelegen Hoogveld is aangetroffen. Of het grafveld ook deel uitmaakt van het grote grafveld uit de IJzertijd op het Hoogveld is nog maar de vraag. Over de aard en omvang van een Romeinse begraafplaats die op basis van dit onderzoek in de onmiddellijke omgeving verwacht mag worden, kan niets gezegd worden.Het leidingtracé en de westelijke werkstrook zijn opgegraven. Voor de oostelijke werkstrook geldt dat er ter plaatse van de stroken tussen de leidingen, waar de ondergrond niet diep verstoord is, niet dieper mag worden geroerd dan 65 cm -Mv.