In opdracht van Veenvesters heeft Sweco Nederland B.V. een archeologisch inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) uitgevoerd naar het derde deelgebied van de wijk Franse Gat te Veenendaal, gemeente Veenendaal. De aanleiding voor dit onderzoek is de herontwikkeling van het plangebied. Hierbij worden 95 woningen en 60 parkeerplaatsen gesloopt om daarna circa 163 nieuwbouwwonignen en 217 parkeerplaatsen te realiseren.
Het veldwerk voor het inventariserende veldonderzoek is verricht op 23 september 2025. Hierbij zijn 19 handmatige grondboringen verricht met behulp van een Edelmanboor met een diameter van 7 cm. De boringen zijn uitgevoerd tot 0,3 m in de C-horizont en/of tot een maximale diepte van 1,5 m beneden maaiveld. De boringen zijn gezet in een grid van 40 bij 50 m grid en gedeeltelijk verspreid over het plangebied vanwege de huidige bebouwing en kabels en leidingen.
Op basis van de resultaten van het veldonderzoek kan worden geconcludeerd dat het plangebied in een dekzandgebied ligt dat in een aantal gevallen is afgedekt met een plaggendek. In de boringen in de nabijheid van de bestaande wegen zijn diepe verstoringen waargenomen die reiken tot in de C-horizont van het dekzand. In een aantal boringen zijn er (deels) intacte podzolbodems aangetroffen in het dekzand. Deze zijn voornamelijk gesitueerd aan de achterliggende paadjes achter de woningen.
Echter, aangezien de archeologische verwachting voornamelijk bestaat uit een middelhoge verwachting op resten uit de Steentijd en een deel van het Neolithicum is de aanwezigheid van een E-horizont noodzakelijk om archeologische resten aan te treffen. Bij enkel een deels intacte podzolbodem zullen eventuele archeologische resten zoals vuursteen niet meer in context aanwezig zijn. De archeologische verwachting op resten uit het Laat-Paleolithicum tot en met het Midden-Neolithicum zal dus enkel nog te handhaven zijn bij een locatie met een aanwezige E-horizont.
De archeologische verwachting voor deze periode blijft dus enkel behouden bij boorpunten 4 en 9. Voor het overige deel kan de archeologische verwachting worden naar beneden worden bijgesteld. De archeologische verwachting op Late Middeleeuwen tot en met Nieuwe tijd kan ook naar beneden worden bijgesteld. Enkel ter hoogte van boringen 9, 10, 15 en 16 is er een mogelijk plaggendek aangetroffen wat duidt op het gebruik als landbouwgrond. In de resterende boringen zijn geen historische leeflagen geobserveerd die kunnen wijzen op bewoning van het gebied.
Op basis van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek wordt voor het plangebied vervolgonderzoek aanbevolen. Geadviseerd wordt om een inventariserend veldonderzoek in de vorm van een karterend booronderzoek uit te voeren. Het karterende booronderzoek kan dan uitsluitsel geven of er een mogelijke Steentijd vindplaats aanwezig is ter hoogte van boring 4 en 9. Hierbij dienen per boorpunt, waar mogelijk, 4 boorpunten te worden gezet in elke windrichting op 10 meter afstand van het originele boorpunt. Relevante lagen moeten worden gezeefd over een zeef met een maaswijdte van 3 mm.