Tijdens deze ledenvergadering van het Bazenbondje komen de vaste elementen aan bod. De kas, de (zieke) leden en de notulen van de vorige vergadering worden besproken. Daarin zit niets spannends. Er zijn wat vragen over de kas, er wordt gegrinnikt om het commentaar van het verslag van de vorige keer en het is stiller in de zaal als het om de zieke leden gaat. En dan wordt er over verschillende punten gediscussieerd, die eigenlijk allemaal dezelfde vraag behandelen: ‘Hoe ga je om met tradities in een veranderende samenleving?’ ‘Ik vind het erg ver gaan hoor, maar goed.’ Jan de Ruyter zegt het een beetje benauwd. De tradities van het Bazenbondje als immaterieel erfgoed zien, is wel erg veel om één keer te laten doordringen. Besloten wordt om het even te laten bezinken en er tijdens de volgende vergadering op terug te komen. Die Unesco-erfgoedlijst lijkt het klapstuk te zijn van de presentatie over de geschiedenis van het Bazenbondje, en welke plek het Bazenbondje in de sociaaleconomische geschiedenis inneemt wordt belangstellend gevolgd. Er zijn enkele inhoudelijke vragen naderhand, al wordt om het liedje in het filmpje wat gegrinnikt. De oorspronkelijke doelstelling van het Bazenbondje, een vangnet kunnen vormen voor zieke ondernemers, werd al in de discussie daarvoor besproken. Een lid heeft zich verdiept in Broodfondsen en geeft uitleg daarover. Hij heeft de aandacht van zijn mede-leden en wordt verrassend weinig onderbroken. Tijdens de rondvraag komt het andere element van het Bazenbondje aan bod: de gezelligheid van de vergaderingen. Die vergaderingen moeten namelijk op tijd beginnen, aldus het ene lid. En een ander lid brengt in dat de traditie zou moeten ontstaan dat nieuwe leden en jubilarissen een rondje geven. Over dat laatste punt moet de inbrenger maar eens een goed plan verzinnen, aldus de voorzitter. Tradities zijn prima, maar ze moeten niet te snel worden ingevoerd.